Oudnederlandse architektuur in Zuid-Afrika.
Het boek Oudnederlandse architektuur in Zuid-Afrika van Trefois zou ik uit twee oogpunten willen presenteren: de vorm en de inhoud. Hierbij ben ik me wel bewust dat ik de vormelijke verschijning niet in zijn geheel maar in een bizonder aspekt behandel.
Wat de vorm betreft heb ik enige opmerkingen die het boek niet ten goede komen. De zinskonstruktie en de taal zijn niet zo verzorgd als men had kunnen verwachten en de gedachtenformuleringen lopen de auteur wel eens uit de hand, wat de lezing hier en daar hindert en bij sommige lezers wel eens ergernis kan wekken. De aanduiding van de hoofdstukken lijdt aan eenzelfde euvel: de vlag dekt niet steeds de lading; zo loopt bv. in het hoofdstuk Estetische werking van de ‘plaasgevel’ (p. 56-63), het hoofdstuk Een woordje kunstgeschiedenis (p. 52-55) nog door; zo komt de kritiek op het werk van Dr. J. van der Meulen steeds weer te voorschijn, ook waar hij achterwege kon blijven. De auteur heeft het boek niet tot een duidelijk gebouwd geheel uitgewerkt wat de inhoud niet ten goede komt. Al werkt dit alles wel ergens storend, fundamenteel is het niet. Deze kritiek is gericht aan het adres van de auteur maar als verontschuldiging - dit mag ik niet nalaten te vermelden - is er wel een verklaring. Een zware ziekte heeft de auteur getroffen toen hij aan het boek bezig was en tijdens de moeizame herstelperiode was hij gedwongen die laatste hand aan het boek te leggen, om vóór een bepaalde datum klaar te zijn.
De inhoud van het boek wijst op de zeer degelijke beheersing van de materie. Trefois kent zijn zaken, weet waarover hij spreekt. In zijn inleiding pakt hij het twistpunt aan over de oorsprong van de Kaapse bouwkunst en is vooral, op de hem eigen manier, niet zacht voor de stelling die J. van der Meulen in zijn proefschrift, voorgebracht aan de Philosofische Fakultät der Philipps-Universität van Marburg/Lahn, eksposeerde, nl. dat de ‘Hollandse’ kenmerken in de architektuur van de ‘plaaswonings’ als onbelangrijk terzijde kunnen geschoven worden; hij laat de Kaapse woningbouwstijl teruggaan op de Noordduitse architektuur.
Trefois heeft zich in dit wetenschappelijk geschil reeds eerder gemengd, nl. in zijn bijdrage in 1968 gepubliceerd door de ‘Stigting Simon van der Stel’, onder de titel Ons Kaapse Gevels. Essentieel heeft de auteur niets nieuws aan dit artikel toegevoegd. De bewijsvoering is evenwel met veel meer historische, kunsthistorische en volkskundige argumenten gestoffeerd.
Het boek dat nu voor ons ligt zou echter een nog waardevoller voorkomen gehad hebben indien de auteur zijn vakkennis niet zo sterk ondergeschikt gemaakt had aan de kritiek op de stelling van Dr. J. van der Meulen. Het is duidelijk dat de benadering van het probleem zoals Van der Meulen haar stelt, niet wetenschappelijk verantwoord kan worden. Wil men namelijk aantonen dat de Kaapse woning haar oorsprong in de Noordduitse architektuur vindt, dan moet men de stijlelementen grondig ontleden en vergelijken met bouwstijlen uit andere landen, die mogelijk aan de oorsprong van de Zuidafrikaanse landelijke architektuur hebben gelegen. Men mag geen historische feiten over het hoofd zien; er is in Zuid-Afrika een Nederlandse nederzetting geweest die men niet voorbij kan gaan.
Geleidelijk stapelt Trefois rechtstreeks op de materie betrokken argumenten op, die de tesis van Van der Meulen zeer ernstig in het gedrang brengen. De bijzonderheden over de architektonische onderdelen in de Zuidafrikaanse bouwkunst en haar herkomst, waarover de auteur handelt in het hoofdstuk Van ‘kapsteilhuise’ en ‘hardbeeshuise’ tot ‘plaaswonings’ is rijk aan gegevens om de stelling van Trefois, dat er in de eerste plaats van Nederlandse en Vlaamse invloed gewaagd moet worden, te staven. Trefois is er van overtuigd dat hij over het twistpunt geen volledige klaarheid brengt. Men kan t.a.v. een aantal aspekten van het probleem de elementen die Trefois geeft, bij elkaar leggen en door aanvulling langzaam meer duidelijkheid verkrijgen. Zijn boek bevat voldoende stof om de geschilpunten opnieuw te onderzoeken, het stelt zoveel vragen dat men tot de aanpak van dit onderzoek sterk wordt aangezet.
Dr. J. Theuwissen
Oudnederlandse architektuur in Zuid-Afrika, door C.V. Trefois, Uitgegeven door F. Meyers-Trefois, Pontstraat, Melle (O.-VI.) 1969.