De Kwestie.
De Kwestie is een fotoboek over de Vlaamse Beweging geschreven en geïllustreerd door de Vlaamse tv-journalisten Fons Robberechts en Jan van der Straeten.
Zij gaan uit van de vaststelling dat velen ‘de achtergrond’ van ‘de kwestie’ niet of onvoldoende kennen. De opzet is dus van informatieve aard. Bovendien is het boek ‘afgestemd op de era van het beeldverhaal (en op die van... de televisie)’. De auteurs zien daarin dan ook de reden om de gebruikelijke voetnoten te vervangen door uitvoerig beeldmateriaal.
Ik hoopte twee zaken te mogen verwachten van dit boek: een duidelijk geformuleerde informatie over ‘de achtergrond’ van de kwestie en origineel fotomateriaal. Het boek is immers van de hand van beroepsjournalisten.
Welnu, die verwachtingen gesuggereerd in het voorwoord, worden niet beantwoord. Er valt heel wat te zeggen over het ‘uitvoerig beeldmateriaal’. Het grootste deel is estetisch niet verantwoord. De koppen van prominente figuren uit de Vlaamse Beweging zijn soms angstaanjagend: J.B. David (blz. 49) lijkt ieder ogenblik zelfmoord te kunnen plegen, op blz. 73 ziet Camille Huysmans er nog duivelser uit als zijn geliefde satan, priester Daens is op blz. 81 voorgesteld in de meest zoeterige devotiestijl uit de 19e eeuw, enz. Ik heb het aantal foto's van tweetalige straatnaamborden te Brussel niet geteld en evenmin het aantal flitsen uit betogingen. Ik heb me geërgerd aan de tekeningen op de blz. 19, 63 en 65. Maar met de vraag estetisch of niet estetisch verantwoord is de kous nog niet af. Een aantal foto's is gewoonweg onbenullig. Op blz. 9 krijgt men als illustratie bij het eerste deel een foto van 2 café's (jawel!): een ‘Vlaams Huis’ naast een ‘Café Belge’. Op de daaropvolgende bladzijden krijg je de foto van een aanplakbiljet op een autoruit met de tekst ‘La Wallonie en a assez’.
Denk nu ook maar niet dat de auteurs ergens voorbeelden geven van harde fotografie, ook al blijken zij heel veel belang te hechten aan beeldmateriaal over betogingen. Men vergelijke maar even de foto's in het boekje van Nic van Bruggen, ‘Matrakkensabat’, met de kiekjes over Zwartberg op blz. 162 en 163.
Tenslotte is er geen enkele foto die iets reveleert over ‘de achtergrond’ van ‘de kwestie’. Dat is bv. wel het geval in de schaars geïllustreerde brosjure ‘Le mouvement flamand’ van M. van Haegendoren.
Het is ook niet duidelijk waarom zoveel ministers en eks-ministers hier een plaats moesten hebben. Waarom bv. een foto van Pierre Harmel? Van Paul Vanden Boeynants is de foto wel estetisch verantwoord. Maar de man schijnt ook over een uitstekende persdienst te beschikken. Ik stap even over naar het tekstgedeelte met het citeren van het onderschrift bij deze foto: ‘Paul Vanden Boeynants die zich de inkarnatie van (het betere Brussel) geroepen voelt om nog eens een belangrijke rol te spelen in... de oplossing van de kwestie.’
Er is ook nog de tekst...
De auteurs hebben hun stof in 4 delen gesplitst. In De Kwestie, nu citeren zij de konkluzies van twee werken: L'évolution économique régionale en Belgique depuis la création du Marché Commun 1958-1968 van prof. Romus en Licht en schaduw van de Vlaamse Ekonomie van de Ekonomische Raad voor Vlaanderen. Dit hoofdstuk noemen zij ‘een blik op de huidige stand van zaken’. Onder de titel Ontstaan en ontwikkeling krijgt men een beknopte geschiedenis (17 blz., waarbij talrijke foto's) van de Vlaamse Beweging. In Mijlpalen en wegwijzers (het 3e deel) wordt die geschiedenis nog eens overgedaan onder de vorm van korte (telkens 1 blz.) stukken. Het kreeg als titel Het dossier. Dit wordt aan de lezer geprezenteerd niet als ‘een blik op de huidige stand van zaken’ (1e deel), maar als ‘het dossier zoals het er in de huidige stand van zaken uitziet’. Ik moet nog citeren wat hierop volgt: (hier) ‘zagen wij ons verplicht terug te grijpen naar bepaalde historische gegevens, die hoger reeds werden behandeld: men kan het heden niet losmaken van het verleden.’ Verdere kommentaar over de indeling van het boek is overbodig.
De tekst bevat veel feiten en feitjes. ‘De achtergrond’ van ‘de kwestie’ komt helemaal niet uit de verf. Afgezien van de vele uitroeptekens is ook nergens een persoonlijk standpunt van de auteurs te vinden (of geeft het onderschrift bij de foto van Vanden Boeynants een aanwijzing?). De lezer van dit boek krijgt de indruk dat Vlamingen en Walen nu al 140 jaar aan het krakelen zijn (op blz. 18 staat een foto met het straatnaambord: rue de la Querelle/Krakeelstraat) over zaken die al lang opgelost hadden kunnen worden door een of ander energiek politikus.
Ik beken dat ik niet de moed heb gehad om alle of zelfs maar de helft van de hier behandelde feiten of feitjes te kontroleren. Het ware trouwens ook bijna onbegonnen werk. En de auteurs geven alleen voor het eerste hoofdstuk hun bronnen op. Ik beperk me tot enkel in het oog springende gevallen van de manier waarop de feitenweergave hier heeft plaatsgevonden. De Belgische regering week in 1940 eerst uit naar Le Havre (blz. 27). Renard richtte ‘een nieuwe federalistische partij’ op, le Mouvement Populaire Wallon (blz. 31). Snellaert spoort in 1857 minister De Decker aan tot oprichting van de Grievencommissie (blz. 48) waarvan hij op blz. 47 al lid was in 1856. Rodenbach ‘was een uitzonderlijk verstandige jongeman uit een voorname (dus Franse) Roeselaarse familie’ (blz. 62). Jules Destrée was een ‘liberaal politicus’ (blz. 90), Joe English een ‘Brugs beeldhouwer’ (blz. 94) en Joris van Severen stamde uit een ‘franskiljonse Brugse familie’ (blz. 101).
De auteurs kwamen op de gelukkige idee een aantal kaarten tussen de teksten in te lassen. Op blz. 108 mag de lezer een blinde kaart invullen waarbij alleen