taal- en kulturele demokratie
Een Fries voorbeeld.
Naast de Friese uitgave van Fedde Schurers autobiografische herinneringen - De besleine spegel - verscheen de Nederlandse vertaling - De beslagen spiegel -. (Amsterdam 1969 vert. Prof. Dr. J.H. Brouwer). Kenmerkender voor deze auteur kan het niet: Het Fries is er eerst, maar dan wel onmiddellijk daarna het Nederlands. Zo ging het met zijn bekroonde toneelstuk Simson (1947), eerst opvoeringen in het Fries, vrijwel onmiddellijk daarna de Nederlandse première. Evenzo met zijn historisch spel Bonifatius (1954), de Nederlandse vertaling van eigen hand liet ook toen niet lang op zich wachten.
Zijn medewerking aan de nieuwe Psalmberijming was een zuivere Nederlandse aangelegenheid, maar daar tegenover was It boek fan de psalmen uitsluitend Fries.
Fedde Schurer werd geboren te Drachten, 25 juli 1898 en overleed op 19 maart 1968 te Heerenveen, maar tussen deze Friese plaatsen ligt een jarenlang verblijf in Amterdam.
In alle opzichten was hij een voorvechter van de demokratie. Ons treft hier het meest zijn invloed op de Friese Beweging en zijn mening over taaldemokratie in het algemeen. Door dit facet eruit te lichten, worden we zeer eenzijdig, want we gaan voorbij aan Schurers politieke, joernalistieke en religieuze aktiviteiten (parlementslid voor de Partij van de Arbeid, aktief in het verzet, redakteur van het ondergrondse Friese blad de Rattelwacht, staatsprijs verzetsliteratuur in 1945).
Het zou te wensen zijn, dat bepaalde regeringsfunktionarissen zijn inzichten op taalgebied deelden: ijver voor de moedertaal, welke dat ook is, behoeft persé niet samen te gaan met een ekstreem nationalisme. De parallellen tussen de Vlaamse en de Friese Beweging worden door Schurer het beste weergegeven in het hoofdstuk: Kneppelfreed d.i. Knuppelvrijdag. Hoewel Noord-Nederland er prat op gaat in alle opzichten zeer verdraagzaam te zijn, moesten de Friezen ervaren dat het in taalopzicht voor sommige overheidspersonen maar moeilijk te verdragen was, dat het Fries als taal gelijke rechten eiste naast het overheersende Nederlands. Het is de moeite waard de hoofdstukken die over de taalbeweging handelen eens goed te lezen, juist omdat we als Nederlandssprekenden eraan gewend zijn, dat onze taal het loodje moet leggen in de strijd met grotere en, naar het velen toeschijnt, indrukwekkender zustertalen. Het blijkt, dat we een even onverdraagzame houding aan kunnen nemen zodra we in aanraking komen met een nog kleiner taalgebied. Natuurlijk is het interessant als er in een minderheidsstaal nog versjes gedeklameerd worden, als er door enkele entoesiastelingen nog toneelstukjes worden opgevoerd in achteraf gelegen dorpen, maar als er iemand zo eigenaardig gaat doen, dat hij dat folkloristische optreden ook voor de rechtbank wenst vol te houden, dan blijken er plots andere gevoelens naar boven te komen.
Op 16 november 1951 moest Fedde Schurer verschijnen voor de rechtbank in Leeuwarden, omdat hij in een fel artikel kritiek had geleverd op het feit, dat de veearts van Lemmer het recht ontzegd was voor de kantonrechter Fries te spreken. De rechter had de veearts uit de rechtszaal laten verwijderen, omdat hij weigerde ‘fatsoenlijk Nederlands’ te spreken en de beklaagde weigerde op zijn beurt te spreken als er geen tolk kwam.
De Friese Koerier hekelde in een fel hoofdartikel de houding van de Kantonrechter. Daarop werd de schrijver ervan, Fedde Schurer, aangeklaagd wegens smaad.
Vrijdag de 16e november 1951 bestond er zeer grote belangstelling voor Schurers rechtszaak, omdat hier niet één persoon, maar de Friese taalbeweging als het ware terecht stond. Dat dit geen overdreven voorstelling van de zaak was, bleek hieruit, dat achter de schermen de Officier van Justitie in Leeuwarden werkzaam was. Deze man was werkelijk een uitgesproken vijand van taaldemokratie en hij had meermalen als zijn mening te kennen gegeven, dat hij nog eens in één klap een einde zou maken aan de Friese Beweging. Ondanks de overgrote belangstelling werd de zaak tegen Schurer behandeld in een zeer klein zaaltje. De Friesschrijvende pers kreeg geen toegang en de protesterende menigte werd zonder veel plichtpleging door de politie uit elkander gejaagd met gummistokken. Op het terrein voor het gerechtsgebouw, het ‘Zaailand’, was het juist markt. Vele marktbezoekers die nog nooit van een Friese taalbeweging gehoord hadden, werden het slachtfofer. De kranten spraken de andere dag van: De slag op het Zaailand.
Door deze onverwachte wending werd ‘knuppelfreed’ niet alleen in Friesland een begrip: van Brussel tot Delfzijl kwamen de pennen in beweging. Doordat niemand minder dan Mr. Abel J. Herzberg de zaak Schurer in hoger beroep verdedigde, kwam er werkelijk belangstelling voor de kern waar het om ging: taaldemokratie. Uit de verdediging van Mr. Herzberg citeren we: ‘Alle kleine volken en talen kunnen met onze moderne middelen heel gauw opgeruimd worden. Dat is, als men het goed organiseert, een kwestie van één generatie, we maken één taal en roeien de andere uit. Dan zullen wij elkaar allemaal kunnen verstaan. Maar... dan zullen wij elkaar ook niets meer te zeggen hebben.’
Het vonnis werd evenwel bevestigd en Schurer werd veroordeeld tot honderdvijftig gulden boete subs. 30 dagen hechtenis. Hij had echter de gehele zitting Fries gesproken en men had het hem niet verboden! Kort daarna werd de positie van het Fries in het rechtsverkeer bij de wet geregeld, eveneens de plaats van het Fries in de lagere scholen en de Officier van Justitie ‘promoveerde’ naar het westen.
Zo laat de Friese taalstrijd duidelijk zien, dat alle inspanning voor het eigene niet vergeefs behoeft te zijn en reeds bij voorbaat tot mislukken gedoemd bij iedere minderheidsgroep. Schurer geeft daar in zijn herinneringen enkele voorbeelden van.
In 1917 werd een statenlid het woord ontnomen door de Kommissaris van de Koningin tijdens een vergadering van de Friese staten, omdat hij zijn moedertaal gebruikte. Dit was, aldus Schurer, op zich nog niet zo erg, maar dat de andere