Remersdaal buiten de wet.
Overtreden de Voerburgemeesters geregeld de taalwet in bestuurszaken (een waslijstje daarvan verscheen in het Bulletin voor Vragen en Antwoorden van de Kamer op 7 januari 1969, als antwoord op een vraag van dhr. Raskin), dan leven zij sinds jaren in de onwettelijkheid op onderwijsgebied. Remersdaal gaf hierin het voorbeeld.
In 1955 - na de publikatie van de talentelling door minister P. Vermeylen - beslist het hoofd der school Cravatte een ‘transmutatieschool’ volgens eigen recept op te richten. De kleuterklas en de laagste klas (eerste drie leerjaren) van de lagere school blijven Nederlands, de hoogste klas (laatste drie leerjaren) wordt verfranst: de klas waarin dhr. Cravatte zelf les geeft. De deputatie van Luik verwerpt die beslissing als zijnde formeel in strijd met de wet, maar het ‘systeem’ blijft bestaan én de rijkstoelagen blijven komen...
Op de eerste september 1963, beslist de gemeenteraad, uit wraak voor de overheveling naar Limburg de hele school te verfransen, zomaar, ineens. En het gebeurt ook! De Vlaamse onderwijzeres blijft in haar klas alleen achter met haar twee eigen kinderen. Gouverneur Roppe vernietigt die onwettelijke beslissing van de gemeenteraad. ‘En dan - en dat is het zeer eigenaardige in de zaak - funktioneert de school gewoon verder’: dit vertelt de staatssekretaris voor Nationale Opvoeding Van Bogaert op 17 november 1965 naar aanleiding van een interpellatie. Wat was er gebeurd? De taalinspektie was naar Remersdaal gestuurd en had er vastgesteld dat van de 47 lagere schoolleerlingen er slechts vijf Frans spraken en van de 33 kleuters acht. Bovendien woonden de meesten op minder dan vier kilometer van een Franstalige school (te Aubel). Op 28 januari 1964 stuurt de administratie dan ook een brief naar de gemeente met de melding dat de toelage voor de drie klassen werd afgewezen. Maar dan gebeurt het onbegrijpelijke: minister Janne verklaart ‘in zijn persoonlijke naam’ deze dienstbrief nietig. Reden: hij had nog niet de gelegenheid gekregen het dossier-Remersdaal te onderzoeken. Daarover ondervraagd door kamerlid Wirix verklaart de h. Janne op 18.2.65 dat de rapporten van de Waalse taalinspekteur niet overeenstemden met die van de Vlaamse. Bovendien, zegt Janne, is er een nieuw feit: de ouders van Remersdaal vragen nu niet-konfessioneel Franstalig onderwijs, en dat is er niet binnen een afstand van vier kilometer! Op 29 juni 1965 kwam dan de beslissing: Remersdaal kreeg zijn subsidies voor 1963-64 en voor 1964-65! Na dhr. Janne werd dhr. Dehousse minister van Nationale Opvoeding. Hij besliste de subsidie voorlopig toe te kennen, en vervolgens een onderzoek in te stellen...
Aan het hypokriete spelletje rond het al of niet erkennen en subsidiëren van de flagrant onwettelijke klassen te Remersdaal is op 12 september 1968 een einde gekomen. Minister Vermeylen besliste toen de school te subsidiëren, met terugwerkende kracht tot 1 september 1967. Als reden gaf hij op ‘dat het dossier nu volledig was en dat aan alle wettelijke voorwaarden terzake was voldaan’.
Jarenlange onwettelijke verfransing van de kinderen te Remersdaal heeft ze voldoende Frans geleerd om een onderzoek van de taalinspektie behoorlijk het hoofd te bieden. Nu kan de verfransing eindelijk ongeremd, en gesubsidieerd door ons allen, plaats vinden te Remersdaal. De hardnekkigheid van schoolhoofd Cravatte, de medeplichtigheid van Waalse ministers, en de lamlendigheid van de Vlaamse, hebben te Remersdaal een toestand geschapen, zoals eertijds te Edingen. Het wachten is nu nog enkel op de wettelijke goedkeuring van de bedreven onwettelijkheid: de Voerstreek tot een autonoom kanton maken, rechtstreeks afhankelijk van de zo betrouwbare ministers van Binnenlandse Zaken.
De Vlaamse Voerbewoners laten het hoofd nog niet hangen. Ze hebben langzamerhand wel geleerd wat plechtige beloften en kordate verklaringen van hun ‘vrienden’ in Vlaanderen waard zijn. Slechts enkele parlementsleden interesseren zich nog voor hen. De meeste nemen een houding aan van, laat mij met rust; moeten wij de zaken nog moeilijker maken omwille van enkele duizenden plattelandsbewoners, die niet eens bij Limburg willen horen!’
Een man uit Moelingen zei mij: ‘van kapituleren is geen sprake. Tien jaar geleden waren er in de streek nog geen twintig bewuste Vlaamsgezinden. Nu zijn er 900 en die harde kern zullen ze niet zo gauw kraken. Hoe dan ook, de tijd werkt in ons voordeel’.
Dit is een wellicht te optimistische verwachting, altans voor Remersdaal. Een hele generatie jongelui wordt daar eentalig Frans opgevoed. Er is geen enkele vorm van Nederlandstalig onderwijs. Morgen zullen ze zelfs geen Vlaamse krant kunnen lezen. Dit gebeurt in Vlaanderen, anno 1969, onder de veilige bescherming van een indrukwekkend arsenaal taalwetten, en van een kohorte Vlaamse parlementsleden die van niemand lessen in Vlaamsgezindheid hoeven te ontvangen!
Een lichtpuntje nog tot slot: de provinciale middelbare school te 's Gravenvoeren, die vorig jaar startte met 16 leerlingen, telde er op 5 september reeds achtendertig.
Paul Martens, Gentbrugge