Koninklijk Paleis aan de Meir te Antwerpen, nu Internationaal Kultureel Centrum.
vandaag nog het bed van de keizerin en dit van de keizer vervaardigd door de ‘manifacturies de l'Empereur’. Nog andere beroemde figuren verbleven in dit paleis: Alexander van Rusland en Willem I der Nederlanden die een salon liet dekoreren met medaillons die illustere Nederlanders voorstellen en het plafond liet versieren met de wapens der 17 provincieën. Leopold I verbleef er en Leopold II op zijn beurt liet, ter hoogte van de eerste verdieping, een doorgang toevoegen van de ene vleugel tot de andere, tussen de binnenkoer en de tuin. Albert I en Elisabeth brachten er enkele tijd door tijdens de Eerste Wereldoorlog en Leopold II logeerde er in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog was het paleis het voorwerp van gepassioneerde royalistische huldigingen met duizenden bloemtuilen en ruikers gedeponeerd voor de poort en tussen het sierlijke ijzeren hekken. Een foto van koning Leopold III sierde op dat ogenblik de voorgevel. Daarna is het paleis echter in een apatische toestand geraakt die onlangs nog even werd gestoord door het restaureren van de gevel en het afkappen van de binnenkoer. En nu, vrij plots, werd beslist dat dit 18e eeuws palazzo een internationaal kultureel centrum zal worden. Met als opdracht, geformuleerd in het koninklijk besluit: 1) op te treden als onthaalcentrum voor kunsttentoonstellingen, inzonderheid deze welke georganiseerd worden in het kader van de internationale kulturele betrekkingen; 2) allerhande kulturele manifestaties en bijeenkomsten te organiseren in aansluiting met de internationale en nationale kulturele aktualiteit.
Deze omschrijving is uiteraard zeer algemeen en veelomvattend. Men kan haar in vele betekenissen interpreteren. Alleszins zal men toch dienen rekening te houden dat nadrukkelijk bepaald werd dat aan de bestaande architektuur niet mag geraakt worden zodat meteen een aantal grenzen geplaatst worden waarbinnen men zich bij de eksploitatie zal dienen te bewegen. Desondanks moet het mogelijk zijn, rekening houdend met deze zachte beperking, dit kompleks als een aktief centrum voor deze tijd te laten funktioneren.
Laten we nu voorlopig de financiële en materiële zorgen opzij leggen en gewoon denken aan de diensten die de gemeenschap kunnen aangeboden worden via dergelijk centrum. Want dit zou ik toch preliminair willen stellen: dat een kultureel centrum een dienst van overheidswege aan de bevolking dient te zijn. Waarschijnlijk weet het publiek niet duidelijk wat zijn behoeften op dat stuk zijn, maar het is aan de animator van het centrum deze behoeften duidelijk te stellen en te konkretiseren door ze op te vangen. Het is niet omdat een kultureel centrum tentoonstellingen organiseert dat het de funktie van het museum overneemt.
Het is niet omdat een kultureel centrum belangrijke films vertoont dat het de funktie van de bioskoop overneemt.
Het is niet omdat een kultureel centrum koncerten en recitals laat uitvoeren dat het de funktie van de koncertvereniging overneemt.
En de lezer kan zelf deze lijst aanvullen.
Ik denk dat het kultureel centrum de rol van stimulator moet vervullen. In deze zin dat het dient te stimuleren, te ontdekken, te propageren wat niet bestaat. Wanneer een bepaalde vorm van aktiviteit door een ander organisme wordt overgenomen moet het centrum met een nieuw idee klaarstaan. Het heeft m.i. ook geen zin een konkurrentieel beleid te voeren met bestaande organismen. Indien er in het museum of in de tentoonstellingszalen voldoende goede eksposities gehouden worden, dienen dit soort tentoonstellingen ook weer niet in het kultureel centrum opgezet te worden. Hetzelfde voor de muziek, het toneel, de film. Alleen wanneer er lakunes zijn dient het centrum op te treden.
Van de andere kant moet het kultureel centrum een plaats zijn waar iedereen een voet in huis heeft. Het moet een ruimte worden zoals een supermarkt waar men binnen loopt om een bepaald produkt te kopen maar eventueel ook weer zonder dit produkt buiten komt. Wie zin heeft om wat te rusten op de binnenkoer of de tuin van het koninklijk paleis, midden het stadscentrum, moet dat kunnen. Wie zin heeft om een tijdschrift te doorbladeren of de krant te lezen, moet zich thuis kunnen voelen in de leeszaal. Wie muziek wil horen, op ieder ogenblik van de dag, moet in de luisterkamer aan zijn trekken komen. Wie wat schilderijen, tekeningen of beelden wil bekijken kan dat zonder entreegeld te betalen. Kinderen moeten in de tuin kunnen spelen maar ook in tekenateliers aktief zijn wanneer zij daar door moeder gedeponeerd worden tijdens het winkelen. Kortom het moet mettertijd duidelijk worden dat een paleis behoort aan de gemeenschap en dat deze gemeenschap erover kan beschikken wanneer ze haar vrije tijd kreatief wil besteden. En in mijn opvattingen is komen uitrusten in de lentezon en dromen over de aanstaande vakantie een duidelijke kreatieve bezigheid. Bewust nietsdoen is kultuur. Het is, naar mijn oordeel, vooral de ludieke vorm van de kultuur die de mensen moet duidelijk gemaakt worden. Er is reeds te lang en te vruchteloos getracht om de mensen op te tillen naar de Kultuur. Even belangrijk en misschien vruchtbaarder is kultuur: gewoon zonder hoofdletter. De kultuur van het leven in al zijn aspekten en dan konkreet te Antwerpen binnen de muren van een vroeger koninklijk paleis.
Ludo Bekkers