Ons Erfdeel. Jaargang 13
(1969-1970)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdvlaamse bewegingTien jaar Kultuurraad voor Vlaanderen.De interprovinciale Kultuurraad voor Vlaanderen werd in april 1959 opgericht, nadat op wettelijk vlak jarenlang was gedokterd aan officiële kultuurraden, die ook nog tijdens de huidige regering Eyskens als een papieren schim ronddwaalden. De wettelijke kultuurraden hebbeneigenlijk nooit voet aan de grond kunnen krijgen in ons Belgisch maatschappelijk bestel, hoezeer verschillende ministers, gewapend met rapporten van onderzoekscentra, er ook naar gestreefd hebben een adviserende en reglementerende bevoegdheid aan dergelijke instituten toe te kennen. Dat de interprovinciale Kultuurraad voor Vlaanderen aanvankelijk een al te groot overwicht van rechtspersonen had, was er de oorzaak van dat hij in linkse kringen niet met grote vreugde werd begroet. Dit gebrek aan evenwicht heeft zich evenwel in de loop van tien jaren grotelijks hersteld. Hoewel geen kamerleden of senatoren lid zijn van de Kultuurraad Voor Vlaanderen, is uit verschillende kringen een vertegenwoordiging aanwezig, of wordt zij nagestreefd, waardoor de Kultuurraad in de verschillende milieus erkend wordt. In de Raad is men er van overtuigd dat, wil men met gezag de noden van een volksgemeenschap vertolken en voor hun oplossing vechten, deze gemeenschap ook in al haar geledingen weerspiegeld moet zijn in de schoot van de Raad. De Kultuurraad heeft de laatste jaren niet alleen aan zijn verjonging gewerkt maar ook aan een pluriforme samenstelling. Ook met het oog hierop heeft hij in zijn algemene vergadering van mei 1969 een statutenwijziging doorgevoerd die bij het begin van 1970 van kracht wordt. Bij het tienjarig bestaan, dat plechtig herdacht werd te Brussel op 25 oktober 1969, heeft de Kultuurraad niet zonder meer op zijn verleden teruggekeken maar werkte hij reeds intens aan de toekomst en daarop vestigde de voorzitter ekspliciet de aandacht in zijn gelegenheidstoespraak, waarin hij aanstipte dat het tweede lustrum slechts als tweede trede werd beschouwd van een steile trap. Zonder een aktieplan op lange termijn te willen schetsen - de Kultuurraad haakt steeds in op dagelijks opnieuw opduikende problemen - haalde de voorzitter enkele krusiale problemen naar voren: - het universitair onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek zullen voortdurend de aandacht blijven eisen. Een pozitieve beleidsvoering in deze is dringend noodzakelijk omdat de wetenschappelijke vorming de bazis is van de kulturele opgang. - De Kultuurraad acht het noodzakelijk dat de funktie en opleiding van de ‘kulturele maatschappelijke werker’ gekreëerd en gehonoreerd moet worden opdat de vrijwilligers uit de partikuliere sektor geassisteerd zouden worden. - Door gemotiveerd onderzoek en door overleg wil de Kultuurraad trachten de kommunautaire problematiek te helpen oplossen. Hij zal zich inspannen om een kultuurpakt tot stand te brengen. - De kulturele integratie met Nederland blijft, zoals in het verleden, een aktiepunt van de Raad. Inmiddels hebben én de algemene vergadering, én de raad van beheer, reeds een rangorde opgesteld van punten die de Raad in de komende jaren zal behandelenGa naar eind(1), naast de dagelijks opduikende vraagstukken die de aandacht van de Raad niet mogen ontgaan. De doelstelling van de Kultuurraad is: de Nederlandse kultuur in Vlaanderen in al haar uitingen behartigen en bevorderen. Door tien jaar aktiviteit heeft de Kultuurraad dit zeker ook gedaan. De neerslag van die aktiviteit is te vinden in de verslagboeken van de Raad, waarvan het laatste, handelend over de periode 1965-1969 zopas van de pers kwam en waarin als voornaamste punten aan te stippen zijn de werkzaamheden met betrekking tot de kulturele autonomie, waarover de Raad o.m. rapport uitbracht bij de Kommissie Meyers en de ministerstaatssekretaris voor de kommunautaire betrekkingen informeerde; de werkzaamheden van de kommissie voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die in twee memoranda het standpunt van de Kultuurraad voor Vlaanderen t.a.v. deze problematiek formuleerde. De Raad meent door het uitgeven van | |
[pagina 154]
| |
Feiten en Meningen, de voortzetting van het vroegere Dokumentatieblad, te voldoen aan een werkelijke behoefte om objektief het feitenrelaas betreffende de evolutie van de Vlaamse Beweging in haar geheel en de reakties hierop te bundelen en ter beschikking te stellen aan geinteresseerden. Naast deze belangstelling voor wat men zou kunnen noemen de nationale problematiek, ontwikkelde de Raad een niet geringere aktiviteit op het gebied van de doorstroming van de kunst naar de brede lagen van de bevolking. Getuige hiervan is de uitgave van Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, in samenwerking met de Belgische Radio en Televisie; het kolloquium over de lyrische kunst; de oprichting, in samenwerking met de provincie Antwerpen en de stad Antwerpen, van het Theatercentrum; het aanvatten van het probleem van het ballet in Vlaanderen en tenslotte het initiatief Luister van de muziek in Vlaanderen. De aandacht van de Raad ging eveneens over de grenzen van Vlaanderen. Op 26 september 1966 begroette hij met vreugde de oprichting van door de provinciebesturen van Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen van C.A.C.E.F. (Centre d'Action Culturelle de la Communauté d'Expression Française). op 11 december 1964 werd te Breda in samenwerking met het N.O.G.C. (Nationaal Overleg voor Gewestelijke Cultuur) en verschillende verenigingen uit Nederland en Vlaanderen, overgegaan tot de oprichting van de Stichting voor de Culturele Integratie van Noord en Zuid. In dezelfde geest van samenwerking tussen Noord en Zuid organiseerde de Kultuurraad met het N.O.G.C. het kolloquium over Provinciaal cultuurbeleid tussen gisteren en morgen, waaruit bleek hoeveel wij, Vlamingen en Nederlanders, van elkaar te leren hebben. Nog verder in het buitenland strekte de aandacht van de Kultuurraad zich uit: het gebrek aan degelijke en objektieve voorlichting in het buitenland over wat er omgaat in de Vlaamse gewesten werd vastgesteld; de Economische Raad voor Vlaanderen, het Vlaams Economisch Verbond en de Kultuurraad besloten tot de oprichting van Invo (Instituut voor Voorlichting) over te gaan; zo kwam Flemish Press Review tot stand waardoor een samenvatting van de belangrijkste beschouwingen uit de Vlaamse pers, dagelijks vertaald in het Engels, wordt verspreid. Het is de bedoeling met dit werkinstrument, ambassades, buitenlandse joernalisten en in België gevestigde buitenlanders dagelijks op de hoogte te stellen van het Vlaamse politieke, sociale, ekonomische en kulturele leefklimaat aan de hand van autentieke teksten. Deze beschouwingen bij het tienjarig bestaan wil ik niet besluiten zonder de aandacht te vestigen op de onderscheidingen die de Kultuurraad verleende aan Dr. Alfred Toepfer en aan Prof. Mag. Dr. E. Schillebeeckx. Om de vijf jaar reikt de Kultuurraad een dubbele onderscheiding uit. Zij is enerzijds bestemd voor een persoon, niet behorend tot de Nederlandse taalgemeenschap, die een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd tot de bekendmaking van Vlaanderen en de Nederlandse kultuuruitingen in Vlaanderen in hun diverse aspekten buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied. Zij is anderzijds bestemd voor een persoon, behorend tot de Nederlandse taalgemeenschap en van Belgische, Nederlandse of Franse nationaliteit, die een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd tot de opbouw, bekendmaking en uitstraling van de Nederlandse kultuur zoals deze in Vlaanderen en Frans-Vlaanderen in haar diverse aspekten tot uiting komt. Dr. Alfred Toepfer uit Hamburg, nog steeds de dynamische leider van de vóór vijftig jaar door hem opgerichte handelsfirma van graangewassen en voedermiddelen, ontving deze onderscheiding. Vóór twintig jaar werd het eerste schip te water gelaten van zijn nog voortdurend uitbreidende rederij en bovendien stichtte hij een bankmaatschappij om de eigen financiële verhandelingen administratief te vergemakkelijken. Deze ekonomische bedrijvigheid kan een leven ruim vullen en akkapareren; toch is zij niet de enige bedrijvigheid van Dr. Toepfer. Sedert het begin van de dertiger jaren heeft hij niet minder dan 24 prijzen gesticht om kultuur en wetenschap en de Europese integratie te bevorderen. Enkele prijzen dragen de naam van figuren uit het Nederlandse kultureel verleden, nl. de Rembrandtprijs en de Joost van den Vondelprijs. Door deze namen te kiezen wordt reeds een brok Nederlandse kultuurgeschiedenis in het buitenland opgeroepen. De inzet van Dr. Toepfer voor de verspreiding van de Nederlandse kultuur gaat echter nog verder. Zij wortelt in de kontakten met Vlaanderen sedert de eerste wereldoorlog. Hij interesseerde zich dermate voor het Nederlandse en het Vlaamse land en volk dat hij prijzen stichtte waardoor de beoefening van kultuur en wetenschap in onze streken in Duitsland bekendheid kreeg. Verschillende Vlamingen kregen de Rembrandtprijs, de Justus von Liebigprijs werd ook aan een landgenoot verleend en de Joost van den Vondelprijs, in 1959 door Toepfer ingesteld en uitsluitend voorbehouden aan personen uit het Nederduitse en Nederlandse taalgebied, werd reeds aan vier Vlamingen uitgereikt in de Wilhelm-Universität in Münster. Omwille van de belangstelling die Dr. Toepfer aldus in Duitsland wekt voor de Nederlandse kultuur in al haar uitingen, kende de Kultuurraad voor Vlaanderen hem de vijfjaarlijkse lustrumonderscheiding toe. Het is natuurlijk een louter toeval dat juist in dit Erasmusjaar de keuze van de jury ook gegaan is naar een teoloog uit ons taalgebied. Toch is dit samentreffen wellicht niet helemaal zonder betekenis. In een tijd die gekenmerkt werd door een diepgaande krisis en aldus een grote gelijkenis vertoont met de onze, heeft Erasmus zich ingespannen om de teologie-beoefennig uit de verstarring te bevrijden en tot haar dieper wezen terug te voeren. Op kerkelijk gebied heeft hij de wantoestanden scherper aangeklaagd en liet hij niet af naar loutering en vernieuwing te streven. In de geestelijke konflikten van zijn tijd nam hij een verzoenende houding aan en bleef hij steeds aansturen op een open dialoog met allen die een andere mening waren toegedaan. In al deze opzichten heeft Prof. Schillebeeckx het voetspoor gedrukt van zijn grote voorganger en dit op een wijze die door al zijn vakgenoten zeer hoog wordt gewaardeerd. Op één punt echter heeft hij zich duidelijk van Erasmus gedistancieerd. Terwijl deze laatste immers zijn hele oeuvre in het Latijn schreef, heeft hij zich bij het schrijven van zijn wetenschappelijk werk steeds van het Nederlands bediend. Waar men zo vaak de opmerking hoort maken dat de beperktheid van ons taalgebied een hinderpaal vormt voor de uitstraling van het wetenschappelijk werk dat in deze taal wordt geschreven, heeft hij het bewijs geleverd dat aan een dergelijke bewering niet veel waarde kan worden toegeschreven. Zijn voorbeeld heeft duidelijk aangetoond dat het Vlaming-zijn geen hinderpaal vormde om een wereldburger te zijn en het gebruik van het Nederlands heeft hem geenszins verhinderd deel te nemen aan het internationaal leven op het gebied dat het zijne is. Juist omwille van dit zeldzame feit is hij voorgedragen voor de onderscheiding die toegekend wordt aan iemand die een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd voor de opbouw, bekendmaking en uitstraling van de | |
[pagina 155]
| |
Nederlandse kultuur zoals deze in onze gewesten in haar diverse aspekten tot uiting komt. De omvang en de hoge wetenschappelijke waarde van zijn geschriften heeft velen in het buitenland er toe aangezet onze taal te leren of er door middel van vertalingen kennis van te nemen. Mede door dit werk wordt het Nederlandse taalgebied tans in de wereld als een belangrijk brandpunt van teologisch leven beschouwd.
Dr. J. Theuwissen |
|