Ons Erfdeel. Jaargang 13
(1969-1970)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
aanwezigheid in een bepaalde biblioteek. Een vakbibliografie is een lijst van geschriften die betrekking heeft op een bepaald vak. Een bibliografie van de Nederlandse taalen literatuurwetenschap is een lijst van geschriften die betrekking hebben op de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap. Het zijn voor zichzelf sprekende definities die elke beginnende leerling van een biblioteekkursus uit zijn/haar hoofd dient te leren. Het opstellen van een definitie als hierboven voor de term bibliografie gegeven, heeft veel overeenkomst met het intrappen van een open deur. Ik kan me voorstellen dat deze gedachte bij veel lezers opkomt. Het is evenwel een ervaringsfeit, dat velen van wie aangenomen kan worden dat ze van bibliografieen gebruik maken, eigenlijk niet precies weten wat een bibliografie is. Het is ook een feit, dat velen, ook vele wetenschapsbeoefenaren, de betekenis van een goed bibliografisch apparaat voor de beoefening van de wetenschap sterk onderschatten.
Hoe anders is het te verklaren, dat de beoefenaren van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap nog steeds niet de beschikking hebben over een behoorlijk bibliografisch instrument? Een bibliografie is een basisinstrument voor elk wetenschappelijk onderzoek. Als het niet waar zou zijn, zou het haast onvoorstelbaar zijn, maar dit basisinstrument ontbreekt grotendeels in de wetenschap, die zich bezig houdt met de Nederlandse taal- en letterkunde. Zelfs het primaire apparaat voor de wetenschappelijke ontsluiting van de Nederlandse taal- en letterkunde, een titelbibliografie die dus zonder nadere analyse of evaluatie de titels van verschenen werken geeft, ontbreekt voor het terrein van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap als geheel. De tans beschikbare bibliografieën bestrijken niet het gehele terrein of zijn inkompleet. De neerlandistiek steekt wel bijzonder schamel af bij wat in het buitenland aan bibliografisch werk op het gebied van taal- en letterkunde gepresteerd wordt en ook bij wat op sommige vakgebieden binnen ons taalgebied gedaan wordt. Op het gebied van de geschiedenis bijvoorbeeld is er in Nederland het uitstekende Repertorium van boeken en tijdschriftartikelen betreffende de geschiedenis van Nederland en in België de eveneens uitstekende bibliografie van de geschiedenis van België die ieder jaar gepubliceerd wordt in het Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis. Dit betekent, dat een neerlandikus die bijv. een studie wil schrijven over een bepaalde letterkundige figuur, genoodzaakt is zelf voor een groot deel de benodigde literatuur bijeen te zoeken. Afgezien van het feit dat dit een enorm tijdverlies betekent, kan het ook betekenen dat hij, tenzij hij beschikt over een zeer goede bibliografische speurzin, een grote kans loopt voor zijn onderwerp belangrijke publikaties over het hoofd te zien. Literatuuropgaven in handboeken, encyklopedieën, bibliografische woordenboeken, monografieën e.d. zijn uit de aard der zaak onvolledig. Alleen voor de middeleeuwse taal- en letterkunde is er een alomvattende bibliografie, de Bibliographie der Middelnederlandse taal- en letterkunde, vervaardigd door L.B. Petit. Deze bibliografie loopt slechts tot het jaar 1910. Gelukkig is tans een ‘nieuwe Petit’ in voorbereiding, opgezet door wijlen Dr. R. Roemans en Mej. Drs. H. van Assche. Voor de Zuidnederlandse, moderne letterkunde zijn er de verdienstelijke bibliografieën van Vlaamse letterkundige tijdschriften van de genoemde Roemans en van Assche. Voorts zijn literatuuroverzichten verschenen over bepaalde perioden in een aantal afleveringen van Spiegel der Letteren, een achttal over de diverse perioden van de Nederlandse letterkunde (gepubliceerd in Spiegel der Letteren van 1958 t/m 1967). In hetzelfde tijdschrift zijn jaaroverzichten gepubliceerd over de jaren 1955 t/m 1966 op het gebied van de Nederlandse letterkunde. Deze overzichten van de hand van dr. J. Willekens zijn, hoe verdienstelijk op zichzelf, toch allerminst volledig. Hetzelfde kan gezegd worden van de afdelingen ‘Nederlands’ in enkele buitenlandse bibliografieën op het gebied van taal- en letterkunde.
Voorts kan de neerlandikus nog terecht in de registers op reeksen jaargangen van enkele periodieken zoals het Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde, De Nieuwe Taalgids, Neophilologus en Leuvense bijdragen en vindt hij eveneens het een en ander in Nijhoff's Index op Nederlandse en Vlaamse periodieken van algemene inhoud en in de aankondigingsrubrieken van tijdschriften. De Mededelingen van de Documentatiedienst uitgegeven door het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, een kaartsysteem waarop men zich kan abonneren, zijn op dit ogenblik nog beperkt tot in boekvorm verschenen werken en geven voorts enige biografische dokumentatie. Tenslotte is in 1968 bij Malmberg verschenen een Bibliografie der literaire kritiek van Noorden Zuid-Nederland, vervaardigd door de heer K. van de Laarschot. Deze publikatie blijft in alle opzichten onder de maat, die men zelfs onder bibliografisch niet verwende neerlandici mag stellen. Het is een voor eigen gebruik samengestelde kaartenbak die per ongeluk op de zetmachine is omgevallen.Ga naar eind(1)
Dank zij het goede werk van wijlen Dr. R. Roemans en mej. Drs. H. van Assche is de situatie in Zuid-Nederland veel minder bedroevend dan in Noord-Nederland, maar als we de bibliografische verwerking van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap als geheel in ogenschouw nemen kan de toestand toch moeilijk anders dan beschamend genoemd worden. Het was deze beschamende situatie, die enkele personen er enige jaren geleden toe bracht een aantal mensen bijeen te roepen teneinde na te gaan wat op korte termijn gedaan zou kunnen worden. De aldus tot stand gekomen ‘Werkgroep voor de Documentatie van de Nederlandse letteren’ die zich schaarde onder de auspiciën van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren heeft gedurende een tweetal jaren geïnventariseerd wat er gedaan werd en wat gedaan zou moeten worden. Deze periode van ‘in- en uitpraten’ lijkt nogal lang, maar was in een gezelschap van individualisten, die neerlandici kennelijk zijn, gewoonweg nodig. De werkgroep houdt zich overigens niet alleen met problemen van bibliografie bezig.
Sedert een half jaar is er echter schot in de werkzaamheden gekomen, voorzover het de bibliografie betreft. Er werd een ‘kommissie voor de bibliografie van de neerlandistiek’ ingesteld - het is vervelend, maar laten we volledig zijn - die nu konkrete plannen op tafel gelegd heeft welke in 1970 uitgevoerd zullen worden. In enkele subkommissies - dus subkommissies van de kommissie van de werkgroep onder auspiciën van de Conferentie - zijn op korte termijn een groot aantal problemen bestudeerd en opgelost in verband met de samenstelling van de bibliografie. Het belangrijkste probleem dat opdook betrof de systematiek van de Nederlandse taalen literatuurwetenschap. Er was geen voor het doel bruikbare systematiek voorhanden. Een kleine kommissie heeft in wekelijkse vergaderingen, gedurende drie maanden, een volledig nieuwe, zeer gedetailleerde systematiek voor de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap ontworpen. Voorts moest nagegaan | |
[pagina 150]
| |
worden hoe de bibliografie technisch gepubliceerd zou worden. Het grote punt bij bibliografieën is namelijk altijd de kumulatie, d.w.z. de samenvoeging van meerdere afzonderlijke delen in een nieuwe uitgave. De grootste vertraging treedt altijd op bij de uitgave van kumulaties. Er van uitgaande, dat men in ieder geval een kumulatief fichesbestand zou moeten opbouwen, is de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn om, als dit kaartbestand eenmaal opgebouwd was, op een mechanische wijze de titels tot lijsten samen te voegen en te publiceren. De lijsten zouden dan vervolgens met een offsetprocédé vermenigvuldigd kunnen worden, wat bovendien nog het voordeel zou leveren dat publikatie vrij goedkoop zou zijn en de bibliografie dus voor een schappelijke prijs op de markt gebracht zou kunnen worden. Deze problemen zijn, altans in principe, opgelost.
De technische verwerking van het titelmateriaal zal geschieden door middel van een schrijfmachine, die randponsbandkaarten kan vervaardigen (flexowriter). De titels worden op deze randponsbandkaarten gezet. Nadat de aldus vervaardigde titels - met de hand - zijn ingevoegd in een kaartbestand, worden met dezelfde machine naar diverse aspekten geordende lijsten opgesteld, die in offset vermenigvuldigd en vervolgens gepubliceerd worden. De technische verwerking van dit materiaal geschiedt in de Koninklijke Biblioteek te 's-Gravenhage.
Met de Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap wordt beoogd studies en tekstedities op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde te signaleren en systematisch te ordenen. De publikaties, die vanaf 1 januari 1970 verschijnen, worden verwerkt in de zogenaamde ‘lopende bibliografie’. Hiervan verschijnt elke drie maanden een aflevering. Na drie driemaandelijkse afleveringen volgt een jaarlijkse kumulatieve uitgave. Tenslotte worden vijf jaardelen samengevoegd in een nieuwe kumulatieve uitgave.
Naast de lopende bibliografie zal een retrospektieve bibliografie vervaardigd worden, waarin de vóór 1 januari 1970 verschenen studies en tekstedities op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde opgenomen worden. Deze retrospektieve bibliografie zal dezelfde opzet hebben als de lopende, met dit verschil, dat ze niet kumulatief zal zijn, maar dat een deel telkens het materiaal uit een ruimere periode zal bevatten. Zo mogelijk wordt in 1971 de arbeid aan de retrospektieve bibibliografie aangevat.
De Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap wordt vervaardigd door een groot aantal medewerkers uit Noord-Nederland en Vlaanderen. Een centrale redaktie is verantwoordelijk voor de verwerking van het materiaal (o.a. kontrole op titelbeschrijving, systematische indeling en trefwoorden) en voor het gereedmaken voor publikatie van de bibliografie. Zoals gezegd geschiedt het technische gedeelte van de verwerking in de Koninklijke Biblioteek in Den Haag, terwijl ook een groot gedeelte van het redaktionele werk hier zal geschieden. In de Koninklijke Biblioteek is een neerlandica belast met het werk aan de bibliografie. Tevens zal er een centraal punt zijn voor Zuid-Nederland in de Koninklijke Biblioteek te Brussel, onder leiding van mej. van Assche.
De lopende bibliografie wordt op kommerciële basis gepubliceerd door de beide Koninklijke Biblioteken, het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage en het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen. De eerste aflevering zal in mei 1970 verschijnen. Een jaarabonnement kost f 35, - (studenten f 20, -). De vijfjaarlijkse kumulatieve uitgave is hierbij niet inbegrepen). Belangstellenden kunnen zich opgeven bij het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Juffrouw Idastraat 11, 's-Gravenhage, of bij het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Minderbroederstraat 22, Antwerpen.
Om met de retrospektieve bibliografie in snel tempo de grote achterstand in de bibliografische verwerking van publikaties op het gebied van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap in te kunnen halen, kan niet volstaan worden met de medewerking van een aantal vrijwilligers. Het is nodig een bibliografisch bureau in te richten, dat beschikt over een aantal voor het bibliografisch werk volledig vrijgestelde krachten. Deze noodzaak is het grootst in Noord-Nederland, gezien de grotere achterstand, vergeleken bij het Zuiden, en de op zichzelf ook grotere hoeveelheid materiaal die in het Noorden bewerkt moet worden. Gepoogd wordt in 1971 dit bureau in ieder geval in het Noorden van de grond te krijgen. De vooruitzichten hiervoor zijn niet slecht. Het bureau als geheel zal bestaan uit een Noordnederlandse afdeling onder te brengen in de Koninklijke Biblioteek en in een later stadium in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (als beide instellingen in één gebouwenkompleks zullen zijn gehuisvest), en een Zuidnederlandse afdeling, onder te brengen in de Koninklijke Biblioteek te Brussel. Over de beheersvorm van het bureau moeten nog beslissingen getroffen worden. In Nederland is de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen voor het projekt geïnteresseerd.
De bibliografie zal opgebouwd zijn uit een systematisch geordend deel met een trefwoordenregister en een alfabetisch op hoofdwoord (vnl. op auteur) en op verdubbelingen en verwijzingen geordend deel. In beide delen worden de titels volledig weergegeven, zulks in tegenstelling tot de meeste bibliografieën, die alleen maar auteursregisters geven. De titels worden niet van een kritischanalytsiche notatie voorzien. Wel worden de koderingen van de systematische indeling, waarvoor een decimaal systeem ontworpen is, en eventuele trefwoorden als annotaties aan de titels toegevoegd. Deze annotaties worden ook in het alfabetische deel gepubliceerd.
Naar de inhoud bevat de bibliografie taalwetenschappelijke, literairwetenschappelijke, literairkritische publikaties, alle op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde, terwijl publikaties op het gebied van de vergelijkende literatuurwetenschap, de algemene taalwetenschap en de algemene literatuurwetenschap slechts dan opgenomen worden als er Nederlandse voorbeelden in voorkomen of als de bedoeling is een bijdrage te leveren tot de wetenschap van de Nederlandse taal- en letterkunde. Voorts worden tekstedities van literaire werken opgenomen, d.w.z. edities die vooral bestemd zijn voor wetenschappelijk gebruik. In beginsel zijn het dus wetenschappelijke edities. Dit begrip is echter vrij ruim genomen, zodat ook edities die weliswaar geen wetenschappelijke uitgaven zijn, maar wel betekenis hebben voor de literatuurwetenschap - met name verzamelde werken - opgenomen worden. Zo worden ook bloemlezingen van scheppend werk opgenomen. Voorts zal de bibliografie ook de titels bevatten van algemene publikaties en publikaties op andere vakgebieden voorzover ze van betekenis zijn voor de Nederlandse taal- en letterkunde. Tenslotte worden publikaties voor de hogere klassen van het voortgezet onderwijs opgenomen. Naar de vorm gaat om Nederlandstalige publikaties en publikaties in andere | |
[pagina 151]
| |
talen, zowel om publikaties die als afzonderlijk boek uitgegeven zijn als om tijdschriftartikelen en bijdragen in bundels. Het zal opgevallen zijn dat hierboven geen sprake is geweest van het opnemen van romans en ander scheppend werk. Dit is met opzet niet gedaan. Romans kan men gemakkelijk terugvinden in de nationale bibliografieën, ofwel Brinkmans Catalogus van boeken verschenen in Nederland en Vlaanderen ofwel de Belgische Bibliografie gepubliceerd door de Koninklijke Biblioteek te Brussel. Voor het scheppend werk in tijdschriften is het beter een bibliografie van letterkundige tijdschriften te vervaardigen, zoals door Roemans en van Assche voor Zuid-Nederland gedaan is en wordt. Wel is afgesproken dat de medewerkers aan de bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap al vanaf de aanvang de scheppende arbeid in tijdschriften en bundels zullen noteren en opsturen aan de centrale redaktie. In een later stadium kan dan voor Noordnederlandse tijdschriften - voor Zuidnederlandse geschiedt dit dus reeds - een bibliografie van de inhoud van letterkundige tijdschriften gemaakt worden. Het materiaal wordt dus wel verzameld.
Het is verheugend dat nu eindelijk een brandend probleem op een behoorlijke wijze aangepakt wordt. Het lijkt dat de vervaardiging en publikatie van de lopende bibliografie nu wel verzekerd is. De plannen zijn vrijwel gereed. De medewerkers zijn aan het werk gegaan, nadat ze in het begin van januari gedurende twee dagen tijdens een bijeenkomst in Brasschaat de opzet besproken hebben en vooral zelf geïnstrueerd zijn in de toepassing van de regels opgesteld in het vele kommissiewerk van de voorafgaande maanden. Het grote punt blijft nu, hoe in snel tempo de achterstand van ‘150 jaar’ in te halen. Het is geboden, dat dit snel gebeurt. Daarom is het de bedoeling een tien-, hooguit een vijftienjarenplan op te stellen voor het inhalen van de achterstand. Het is inderdaad de hoogste tijd. Om de slotzin van het reeds aangehaalde artikel van Sötemann te citeren: ‘Het uiterste ogenblik voor het wegwerken van een beschamende culturele achterstand, die desastreus dreigt te worden voor de produktiviteit van het onderzoek, is al bijna voorbij.’
Dr. A.W. Willemsen |
|