is en of de ritmische effecten in het nieuwe gedicht dezelfde uitwerking hebben als die van het oorspronkelijke. Uit haar opmerkingen maak ik op, dat Amy van Marken het liefste een vertaling ziet volgens de eerste opvatting; ik voel veel meer voor de tweede: bij het lezen van een gedicht moet de lezer niet gehinderd worden door het gevoel dat hij een vertaling leest, het gedicht moet als een oorspronkelijk geheel op hem afkomen en hij moet het als zodanig kunnen ondergaan.
2. De samenstelling van iedere bloemlezing is diskutabel. Als men voor het buitenland een bloemlezing van Nederlandstalige poëzie maakt, kan men uitsluitend werk van de allerbeste auteurs opnemen en zeggen: kijk eens hoe goed wij zijn! Men kan ook proberen een zo gevarieerd mogelijk beeld van het letterkundig leven in Nederland te geven. Vooral op aanraden van de uitgever heb ik de voorkeur aan die laatste mogelijkheid gegeven. Omdat onze poëzie van vóór 1950 via Zweedstalige bloemlezingen al enige bekendheid gekregen had, ging het hier vooral om een overzicht van de poëzie van 1950 tot 1965. Omdat ik meende dat er toch een zeker historisch verband moest zijn en omdat de lyriek van de vijftigers niet goed denkbaar is zonder belangrijke vernieuwers van o.a. de beeldspraak, heb ik van Pierre Kemp en Gerrit Achterberg toch nog enkele gedichten opgenomen. Als Amy van Marken in haar artikel stelt, dat er twee gedichten opgenomen zijn van Gerrit Achterberg en twee van Jan F. de Zanger, is zij dus bijzonder tendentieus, even tendentieus als wanneer zij gezegd had: maar twee bladzijden Achterberg en liefst negen van Paul Rodenko. Ik geloof dat de verhoudingen beter weergegeven worden door: zeven bladzijden (6 gedichten) Lucebert, acht bladzijden (5 gedichten) Sybren Polet, drie bladzijden (2 gedichten) Jan F. de Zanger.
3. De aanval van Amy van Marken komt niet helemaal onverwacht. Zodra ik van de Zweedse uitgever FiB het verzoek gekregen had een bloemlezing uit de moderne Nederlandse poëzie voor hem samen te stellen, had ik een lang telefoongesprek met haar, waarin zij mij vertelde, dat ik niet genoeg Zweeds kende om een dergelijke opdracht te mogen aksepteren, zelfs niet als ik voor de vertalingen met een Zweedstalige dichter samenwerkte, omdat die weer te weinig kennis van het Nederlands zou hebben. Amy van Marken zei mij toen al, dat ik nooit op een gunstige bespreking harerzijds zou mogen rekenen, als er ook maar iets op de bloemlezing aan te merken zou zijn.
Nu heeft de Zweedse uitgever verre van elegant gehandeld. Pas nadat ik de opdracht tot het samenstellen van een bloemlezing geaksepteerd had, hoorde ik dat hij eerder eenzelfde opdracht gegeven had aan Amy van Marken en de Zweedse Anderz Harning. Zij kan zich dus terecht door de uitgever gepasseerd voelen, niet door mij.
4. De reakties die ik uit de Skandinavische landen ontvangen heb op deze bloemlezing, zijn over het algemeen meer dan positief. Na een korte bespreking wijdde de Zweedse radio er twee maal een half uur zendtijd aan, waarin gedichten uit de bundel voorgedragen werden.
In GT (het avondblad van zaterdag 13 april 1968) schrijft Anderz Harning (dezelfde goed op de hoogte van de Nederlandse literatuur zijnde letterkundige, met wie Amy van Marken aan een Nederlandse bloemlezing had willen samenwerken): ‘Den moderna holländska lyriken är ofattbart förbisedd. Det har jag haft anledning att skriva många gånger. Därför är det verkligen glädjande att FiB:s Lyrikklubb nu presenterar en antologi på svenska. Den har fått titeln Med andra ögon och för introduktion översättning och redigering svarar Jan F. de Zanger och Sebastian Lybeck. Urvalet är utomordentligt, alla efterkrigslyriker av betydelse finns med, och översättningarna är genomgående av mycket hög klass.’ (Het is onbegrijpelijk, dat de moderne Nederlandse poëzie bij ons zo totaal onbekend is. Ik heb me al vaak genoeg geroepen gevoeld om dat te schrijven. Daarom is het werkelijk verheugend, dat FiB:s Lyrikklubb nu een Zweedstalige bloemlezing presenteert. Die heeft tot titel gekregen Med andra ögon en voor de inleiding, de vertaling en de redactie zijn JFdeZ en SL verantwoordelijk. De keuze is buitengewoon goed, alle naoorlogse dichters van betekenis zijn vertegenwoordigd, en de vertalingen zijn zonder uitzondering van zeer grote klasse.)
Het klinkt afgezaagd, maar meningen kunnen wérkelijk verschillen. Als vertaler is het voor mij het belangrijkste, hoe de ontvanger, de lezer op een vertaling reageert, en dat is iets wat mijn ‘kompagnon’, de Zweedstalige Finse dichter Sebastian Lybeck, heel fijn heeft kunnen aanvoelen. Het lijkt er met ‘onze’ kansen in Skandinavië nog niet zo slecht voor te staan.
Jan F. de Zanger, Barchem Old.