leven een vaste waarde zal worden zal men allerlei hinderpalen moeten overwinnen. Er zal niet enkel bewezen moeten worden, dat het de inrichters ernst is - iets waaraan ik persoonlijk niet twijfel - bovendien zullen zij een oordeelkundig repertoire dienen op te stellen en vooral de Gentenaars de weg leren kennen naar hun schouwburg die allesbehalve centraal gelegen is. Ik hoop echter dat het lukken mag.
De start was niet biister geslaagd omdat er te hoog gemikt werd. Opgevoerd werd Jean Genets lange eenakter De meiden en dit in een tweeledige versie: met mannen in een regie van Jacques Veys en met vrouwen in een regie van Dré Poppe. Tussen beide produkties lag een opmerkelijk kwaliteitsverschil, ten dele omdat Dré Poppe over meer métier beschikt dan zijn kollega die nochtans op toneelteoretisch vlak niet te onderschatten is (het ontbreekt hem vooralsnog aan ervaring), ten dele omdat de artiesten waarover Jacques Veys beschikte het vereiste talent misten om zijn overigens intelligente regie-opvatting uit te voeren. Daarenboven was de dubbele interpretatie te overladen voor een feestavond. Toneel dat tot ver na middernacht duurt, valt te zwaar op de maag.
De tweede produktie werd evenwel een meevaller omdat hier gegrepen werd naar een werk dat een breed publiek aanspreken kan. In die lijn liggen m.i. de mogelijkheden van Teater Arena. Met Het teken van Kikota door de blijspelspecialist Roger Ferdinand kreeg het publiek de gelegenheid een leuke avond te beleven, prettig en zinrijk: een pittige satire op het overdreven dieptepsychologie-gedoe, een fijne persiflage van de high-brow-interpretaties die aan zovele in wezen eenvoudige menselijke handelingen gegeven worden. Dergelijke werken zijn beslist geschikt om zowel de gewone als de veeleisende teaterliefhebber te bevredigen, zeker als het stuk op een aantrekkelijke wijze gemonteerd wordt. Dit was ontegensprekelijk het geval met de produktie die regisseur Frans Roggen liet bewonderen: hippie-psychedelicsfeer, denderend tempo, frisse typeringen, verrassend innig samenspel, natuurlijke aanpak en het weren van elke overdrijving.
Het oudere paar werd in een kostelijke toonaard gespeeld door een schitterende Diane De Ghouy en een uitstekende Walter Cornelis. Het jonge kwartet werd in zwierige stijl uitgebeeld door Huguette Goossens, Hedwig Hoefmans, Jacky Morel, Roland Deconinck. De zonderlinge psychiater werd op een aanvaardbare manier geïnterpreteerd door Charles De Corel.
Tenslotte wil ik ook nog de aandacht vestigen op het gezelschap van Romain Deconinck dat zich steeds meer op het voorplan werkt in het Gents teaterleven en dat in Vlaanderen een grotere uitstralingskracht zou dienen te krijgen. Vele teaterlui-met-de-hoge-borst en dito pretentie halen voor de groep, die sinds zovele jaren in de Minardschouwburg optreedt de neus op. Zij vegen dit gezelschap van de kaart met de dooddoener dat daar slechts aan revue en goedkoop volksvermaak gedaan wordt. Het is voor een idealist en een doorgewinterde teaterman als Romain Deconinck eigenlijk een belediging. Zeker, in deze oude maar goede schouwburg wordt de folklore - gelukkig maar - in ere gehouden, er wordt gezorgd voor gezonde ontspanning, voor een bevrijdende lach - wat niet per se smakeloos mag worden genoemd -, er wordt in revuestijl gewerkt en uit professioneel oogpunt is niet alles koek en ei, kan het trouwens ook niet zijn want deze schouwburg wordt niet gesubsidieerd en dient zichzelf te bedruipen. Vandaar dat men moet roeien met de beschikbare riemen. Hierbij zijn er van goede kwaliteit. Er is echter meer en dat wordt veelal uit het oog verloren. Dit gezelschap bereikt een uitzonderlijk groot publiek: de produkties lopen maanden en maanden. De direkteur van dit ensemble, de zo sympatieke en energieke Romain Deconinck, heeft dit alles ingezien en heeft geleidelijk - op een diplomatieke wijze die vele teaterdirekteurs hem kunnen benijden - overgeschakeld naar een toneelvorm waarin aan de ene kant de traditie van Minard in ere gehouden wordt en waarin aan de andere kant aan volkstoneel in de allerbeste betekenis van het woord gedaan wordt, d.i. toneel dat zich engageert op het sociale en morele vlak en dat met eenvoudige middelen poogt het publiek tot nadenken en reaktie aan te sporen t.o.v. onduldbare praktijken in onze maatschappij. Romain Deconinck en zijn gezelschap vervullen hier een taak die niet onderschat mag worden. Zo heeft hij met zijn Cirkus te
koop getracht de ondankbaarheid aan de kaak te stellen tegenover cirkusartiesten die gedurende jaren het publiek ontspanning hebben bezorgd. Toen evenwel, ingevolge de zo verbijsterende evolutie van onze maatschappij, een bekend cirkus niet langer financieel leefbaar bleek, hebben allen - èn de openbare instanties die flinke taksen hebben geïnd die ten goede kwamen aan het algemeen welzijn, èn het publiek - het cirkus de rug toegekeerd. Op de hem eigen wijze heeft Romain Deconinck de toeschouwers gekonfronteerd met een onverschilligheid die niet genoeg gelaakt kan worden.
Met zijn nieuwe produktie 't Heeft in de gazette gestaan gaat hij een stevige stap verder en klaagt hij bepaalde perspraktijken aan. Hij maakt het publiek deelgenoot van een drama dat het gevolg is van de zo gevaarlijke vermelding van namen in de krant op een ogenblik dat er nog geen uitspraak werd gedaan door het gerecht. De onheilen die dergelijke publikaties reeds hebben veroorzaakt zijn niet te overzien. Romain Deconinck brengt dat alles aan de man met een lach en een traan, maar in dit procédé zit een fijne techniek om de toeschouwers aan te zetten zich te bezinnen en hun vooroordelen op de kritische korrel te nemen.
Voor mijn part kan men over de stijl waarin het Minard-gezelschap zijn opdracht uitvoert de schouders ophalen, ik blijf er bij dat in deze schouwburg artistiek en sociaal werk wordt verricht dat niet onderschat mag worden. Ik hoop dan ook van harte dat dit artikel voor vele lezers een aanleiding zal zijn om eens een bezoek te brengen aan dit teater (want tot dusver hebben zij onmiskenbaar geoordeeld zonder kennis van zaken) en hun opvattingen over de taak van dit ensemble in het Vlaamse volksleven te herzien.
Laten we eens zonder gewichtigdoenerij en intellektualistische grootspraak eerlijk trachten de maatschappelijke betekenis af te wegen van enerzijds een verrassend hoogstaande artistieke realisatie die voorlopig slechts gewaardeerd kan worden door enkele honderden ingewijden (ik bedoel nu niet dat ik deze vorm verwerp - integendeel - ook op dit vlak mag men niet blijven stilstaan en dient men konsekwent door te gaan) en anderzijds een produktie die toegankelijk is voor duizenden toeschouwers die op hun manier verplicht worden na te denken over een heleboel onderwerpen die vatbaar zijn voor strenge kritiek. Dat zijn feiten en voor die feiten wens ik evenmin de ogen te sluiten als voor de talrijke bemoedigende en revolutionaire pogingen die in