zikaal karakter; zij waren dikwijls afgestemd op sociaal-politieke problemen in Vlaanderen. De strijdwimpel Harop dekte volkomen de lading. Toen het huisorgaan in drukvorm verscheen, werd de inhoud verruimd. Herhaaldelijk verschenen er interessante bijdragen, vooral over het volkslied en de volksliedbeweging in Vlaanderen. In 1967 maakte het tijdschrift een grondige metamorfoze door, zowel naar vorm als naar substantie. Geleidelijk kreeg het zuiver muzikaal aspekt de boverhand en werd het politieke terrein gelukkig verlaten. In de vele hoofdartikels werd het aksent gelegd op de muziek van onze eigen komponisten uit heden en verleden. In de reeks Ontmoetingen met Vlaamse komponisten werd het leven, de stijl en het werk van vooraanstaande Vlaamse toondichters uitvoerig belicht: o.m. van V. Legley, R. Van der Velden, L. de Meester, N. Rosseau, F. Devreese, J. Maes, W. Kersters, D. Tolkowsky, H. Roelstraete, R. Herberigs, J. Decadt e.a. Het minder bekende oeuvre van Fr. Krafft, J. Weebrouck, Boutmy, J.H. Fiocco en andere Vlaamse toondichters uit de 17e en 18e eeuw kreeg de nodige aandacht. Prominenten uit de Vlaamse romantiek zoals A. De
Boeck, J. Blockx, L. Mortelmans e.a. werden nauwkeurig belicht. Het hele Vlaamse muziekleven lag weerspiegeld in tal van besprekingen, verslagen en kommentaren. Daarnaast werd ook aandacht besteed aan het buitenlandse muziekleven, en werden komponisten als Zoltan Kodaly, Albert Roussel, Hans Pfitzner aan de lezers voorgesteld. Door die verruiming en uitdieping was de oorspronkelijke opzet, de leden van het zangverbond op de hoogte te houden van de werking van de vereniging, ver voorbijgestreefd. De titel Harop beantwoordde niet langer aan de inhoud. Daarom werd hij vanaf de nieuwe jaargang veranderd in Vlaams Muziektijdschrift.
Die geleidelijke omschakeling van een huisorgaan naar een volwaardig muziektijdschrift bewijst onmiskenbaar dat het ANZ in een eigentijdse geest evolueert en zich nauw aanpast aan de noden van onze tijd. Reeds jaren immers wacht men in Vlaanderen op een dergelijke uitgave. Het is de onschatbare verdienste van het Algemeen Nederlands Zangverbond in die behoefte te hebben voorzien.
Tijdens een perskonferentie, waarop het eerste nummer van Vlaams Muziektijdschrift werd voorgesteld, verklaarde Prof. Gust Van Damme, ondervoorzitter van het ANZ: ‘Het ligt in onze bedoeling het tijdschrift uit te bouwen tot het enige, volwaardige muziektijdschrift in Vlaanderen, een Vlaams Muziektijdschrfit dat ook in het buitenland een zekere reputatie zou verwerven.’
Wie de inhoud van het eerste nummer beziet, krijgt de overtuiging en tevens de waarborg dat de ondervoorzitter geen ijdele woorden uitte. Na een korte heilwens door prof. dr. Frans van Mechelen en een editoriaal van de ANZ-voorzitter, Dr. V. Portier, wordt in een uitgebreid artikel de figuur van Marcel Poot voorgesteld: zijn betekenis in het Vlaamse muziekleven wordt nauwkeurig
belicht, zijn stijl precies ontleed, en enkele representatieve werken uit zijn oeuvre behandeld.
In een wetenschappelijk gefundeerde bijdrage, getiteld Erasmus en de muziek, kommentarieert Dr. René Bernard Lenaerts de tamelijk reaktionaire houding van de Rotterdamse humanist t.o.v. de muziekpraktijken in zijn tijd. Vooral interessant zijn de uitlatingen en de persoonlijke kritiek van Erasmus op de muziek en de muziekbeoefening van zijn tijd. Paradise regained van Victor Legley en Six Ebauches van Jacqueline Fontyn, twee komposities die onlangs voor het eerst te Antwerpen werden uitgevoerd, krijgen een uitvoerige bespreking. Piet Andriessen stelt in een Muzikaal profiel de Parijse Antwerpenaar Claude Flagel voor, die op een virtuoze wijze de draailier bespeelt. In een laatste hoofdartikel wordt verslag uitgebracht over het kolloquium dat het ANZ op 11 november II. te St.-Niklaas hield en dat gewijd was aan de ‘radiomis’.
Niet minder verscheiden, lezenswaard en verrijkend is het tweede gedeelte van het tijdschrift. In een omvangrijke Muziekbiblioteek maken we kennis met recente uitgaven op de boeken- en platenmarkt, en krijgen we tevens een overzicht van de belangrijkste artikels uit enkele muziektijdschriften van hier en elders: een veilige gids om op de hoogte te blijven van wat in binnenen buitenland gepubliceerd wordt. Onder de titel Quodlibet wordt het zoeklicht gericht op het muziekleven binnen en buiten onze grenzen. Een derde rubriek is tenslotte afgestemd op het Koor- en Verenigingsleven van het Algemeen Nederlands Zangverbond zelf.
Om in de toekomst de inhoud van het tijdschrift even gedifferentieerd en solide te houden werd de redaktie uitgebreid. Indien het waar is, dat de betekenis van een tijdschrift gemeten mag worden naar de waarde van de medewerkers, dan twijfelen we er niet aan dat het Vlaams Muziektijdschrift een goede start heeft genomen en een veilige vlucht tegemoet gaat. Musikologen en muziekkenners als dr. M. Boereboom, dr. P. Nuten, dr. J. Robijns, Fr. Celis, L. Leytens, K. Cooremans, J. Van Deun, P. Andriessen, Th. Van Hoof, A. Laporte, J. Collette, V. Nees, Ign. De Sutter en talrijke anderen waarborgen een behouden vaart, waarop heel wat te ontdekken en te leren is. Enkele artikels die voor de eerstvolgende nummers werden aangekondigd geven daarvan trouwens goede verwachtingen: bijdragen over C. Hacquart, S. Cornet, E. Keurvels, Fl. Schmitt, het kooroeuvre van L. van Beethoven, het volkslied, de beiaard in de Nederlanden enz.
Uit het voorgaande mag duidelijk blijken dan het ANZ voor zijn Vlaams Muziektijdschrift in elk geval een lange en goed berekende aanloop én zonder enige twijfel een korrekte en vlotte start heeft genomen. ‘De basis is reeds gelegd; voor ons is de taak weggelegd het tijdschrift uit te bouwen tot iets dat heel muzikaal Vlaanderen moet bereiken’, zo verklaarde dr. Valeer Portier, en hij nodigde iedereen uit suggesties ter verbetering en uitdieping kenbaar te maken. Wie een proefnummer of een abonnement (125 fr. voor een jaargang met tien nummers) wenst, kan zich richten tot het ANZ-sekretariaat, Oudaan 22-24, 2000-Antwerpen.
Hugo Heughebaert