muziek
Opera in Nederland: Pleidooi voor Boulez.
Er zijn weinig kunsttakken die zo gevoelig liggen als de opera. Wie praat over intriges in de 17e eeuw hoeft heus niet met open mond beluisterd te worden. Want in de 17e zal men even smakelijk verhalen van verwikkelingen in onze tijd (denk alleen maar aan von Karajan/ Wenen, aan de strubbelingen rond de Mets, die overigens wanneer U dit leest wel tot het verleden zullen behoren). Opera en problemen zijn één en dat zal wel altijd zo blijven. Daarom was het zinvol dat de Nederlandse Operastichting onder leiding werd gesteld van intendant dr. Maurice Huisman, de man die twaalf jaar geleden de Brusselse Munt nieuw leven had weten in te blazen.
Een buitenstaander is onbelast en heeft een frisse kijk. Helaas, na dit seizoen zal hij vervangen moeten worden, en omdat zijn opvolging een uitermate delikate aangelegenheid vormde (?) wist men hem te bewegen, voorlopig nog aan te blijven.
In 1946 werd de Nederlandse Opera gesticht, die in '64 door de toenmalige staatssekretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, drs. L.J.M. van de Laar, moest worden ontbonden. Maar nog steeds is de oude vorm ‘in liquidatie’, nog steeds wordt men met de konsekwenties van die daad gekonfronteerd en nu de benoeming van een nieuwe intendant in het geding is, worden weer allerlei bekende problemen van voorheen opgerakeld. Bijvoorbeeld de kwestie van een ensemble-opera. Voor mij staat het vast, dat dit een schijnprobleem is, zolang er nog geen onderkomen is, zolang het nieuwe opera-gebouw er niet staat. De meest serieuze kandidaat, Pierre Bouiez, heeft meermalen duidelijk laten weten dat er zonder dit gebouw - in 1974, dan kan hij tijd vrijmaken; voorlopig nemen verplichtingen in Londen en New York hem volledig in beslag - eenvoudigweg niet te werken valt. Bovendien heeft Boulez (gelukkig!) duidelijk omlijnde plannen, die direkt met de vorm en de funktie van het gebouw samenhangen. In het Brabants Dagblad heeft gestaan, dat Boulez weinig opera-ervaring heeft, bovendien zou hij hier niet komen als intendant, maar als adviseur met bindende volmachten. Van mijn part komt hij als Pietje Puk, als zijn ideeën maar gerealiseerd worden. Wanneer hij het Nederlandse operaen muziekleven gezicht weet te geven (het is er nu één van oude la pen), dan is dat meegenomen. Ook al zou hij hier evenmin als dr. Maurice Huisman jaren blijven. Hoe langer men wacht met de benoeming van Boulez, een man met een visie zoals er geen tweede heeft, hoe groter de kans wordt dat hij zich elders bindt...
Nog een enkel woord over het repertoire in het seizoen 1969-'70. Met Mozarts Don Giovanni, Gounods Faust en Puccini's Tosca in 1969 en Le Comte Ory van Rossini en Boccaccio van Suppé in de vier eerste maanden van 1970 bewoog men zich op vertrouwde, om niet te zeggen platgetreden paden. Maar in feite is dit maar betrekkelijk: ook een draak van een stuk als Tosca kan nieuw leven worden ingeblazen. Welnu, Roberto Benzi hád een interessante en wat mij betreft ook wel aansprekende opvatting. De bezetting was niet slecht, zeker niet met Gré Brouwenstijn als Floria Tosca. Gunilla af Malmborg, die de eerste voorstellingen voor haar rekening nam ging àf: zij maakte er een soort Elektra van in prikkelige nonlegatostijl en met gierende uithalen in het hogere oktaaf. Toch vond ik het niet oninteressant, ik stoor me ook veel meer aan niets zeggende middelmatigheid dan aan een ‘mislukte’ visie, die ten minste een visie is...
Barry Morell in de rol van de schilder speelde duidelijk met een verkouden stem, wat natuurlijk minder erg is dan voor een Tosca; immers: zij moet óók in het stuk een zangeres verbeelden; John Shaw beschikte over veel vokaal vlagvertoon, maar hem vond ik voor de Scarpiarol, hij is tenslotte chef van politie, te weinig een griezel. De kleinere rollen waren uitnemend bezet, de regie - als er iéts ongeloofwaardig is... - toch nog redelijk aanvaardbaar (Lofti Mansouri, met nog in het vorige seizoen een schitterende L'Heure Espagnole op zijn naam), de aankleding kon er mee door. Natuurlijk waren de zware marmeren pilaren van bordpapier, wat ook