Anton Heyboer (foto K. Wessing).
hem vreemd. Integendeel, elke lijn, elke cirkel heeft een funktie in de formulering van Heyboers gedachtengang; hij is een systeembouwer van belang, die geen geringe dingen aansnijdt en die alles met alles in verband probeert te brengen. Heyboers lust tot redeneren en betogen moet zijn manier van bescherming zijn, meer nog dan een poging tot kommunikatie met de wereld buiten zijn schuur.
In de formulering worden gedachtensprongen dan ook niet geschuwd en het ‘relativerend vermogen’, op sommige etsen vermeld, werd tot dusver nog niet toegepast op de filosofie.
Ook dit maakt Heyboers uiteenzettingen er niet bevattelijker op, al kan men minstens gewaar worden dat het niet om peuleschillen gaat. Enig houvast biedt echter een grondsysteem dat al in de late jaren vijftig werd geformeerd en dat de basis vormt voor een groot deel van Heyboers filosofische omzwervingen nadien. Dit systeem bestaat uit een negental genummerde punten, die verbonden zijn door elkaar snijdende diagonalen. De cijfers duiden o.m. op Heyboer zelf, zijn ‘wezen’ (iets wat voorbij de emotie zoveel als ‘eksistentie’ betekent), op zijn vader en via die vader op het vooraf bepalende, op de maatschappij; voorts op zijn moeder en met haar op het uitblijven van hulp en liefde. Beide worden in andere punten en via diagonalen tot hun tegendeel geprojekteerd: de onbepaaldheid en de onschuld. Eerst door deze bezwering van Vader en Moeder wordt een ‘vrije’ bestaansvorm mogelijk, gesymboliseerd in de begrippen ‘mannelijk mogelijk’ en ‘vrouwelijk mogelijk’; de bezwering zelf werd slechts mogelijk gemaakt door Heyboers ‘lijdensvermogen’, door weer een ander punt aangeduid en steeds een belangrijke faktor in zijn filosofische bouwsels. Dan zijn er tenslotte nog de misleidende krachten waaraan de vrije bestaansvorm van buitenaf wordt bloot gesteld: het verstand en de verleiding. In de etsen zijn al deze begrippen door de cijfers 1 t/m 9 aangeduid; de diagonalen geven onderlinge verbandden, omkeringen en invloeden aan.
Abracadabra? Wat uit Heyboers grondsysteem althans wél valt op te maken, is het gebied dat het bestrijkt: het menselijke bestaan, met zijn echte of vermeende wetmatigheden, mogelijkheden en begrenzingen. De voornaamste begrenzing die daarbij door mij wel maar door Heyboer zelf zonder twijfel niet gevoeld wordt, ligt besloten in de omstandigheid dat het hele systeem vanuit Heyboer zelf en vanuit zijn situatie is opgesteld. Wie het in eksistentiële zin over ‘de’ mens heeft, heeft het doorgaans in de eerste plaats over zichzelf. En Heyboer, die bijvoorbeeld in zijn jeugd nooit een goed kontakt met zijn ouders heeft gehad, maakt op deze regel geen uitzondering. Via de filosofie zijn zijn etsen in de eerste plaats autobiografisch: ze doen verslag van zijn zoeken naar een levensvorm buiten het door anderen als ‘normaal’ ervarene om, naar een zijnswijze die zo weinig mogelijk met maatschappij, kultuur en menselijke rede van doen heeft. Met het kaler worden van zijn etsen verdween uit de schuur in Ilpendam ook elk overbodig meubilair, totdat alleen de etspers, een potkachel en wat uit wrakhout getimmerde slaapplaatsen overbleven. Heyboer, Maria en Lotti leven er in een strikt celibataire, seksloze kameraadschap in een poging om via een relatie-patroon als van onschuldige kinderen een bestaansvorm te hervinden die hen wezenlijker voorkomt dat wat volwassen mensen voor ‘normaal’ houden; en zodra er in dat relatiepatroon iets verandert - soms komt er nog een vierde gast wonen, een andere keer verhuist Lotti naar een woonwagen op het erf etc. - vindt dat zijn weerslag in Heyboers filosofisch systeem.
Gebaseerd op het basissysteem is een ets als Het collectieve, cultuur en menselijkheid, uit de serie Alceste, die hierbij is afgedrukt. In het koördinatiesysteem heeft alles zijn betekenis: de horizontaal vertegenwoordigt het ‘wezen’, de vertikaal het ‘bewustzijn’ van de mens; in de getallen zijn ‘de vader’, ‘de moeder’, ‘het lijden’, ‘schuld’, ‘relativerend vermogen’ uitgezet of weer andere dingen als ‘het gezin’, ‘de cultuur’; de diagonalen geven onderlinge verbanden aan, de cirkels invloedsferen, de projekties van de getallen en de snijpunten van de diagonalen op de horizontaal de gevolgen van dit alles voor het ‘wezen’ van de mens. Uit de teksten boven- en onderaan, hoewel fragmentarisch en tijdens het ontstaan van de prent al te licht bevonden, is toch wel op te maken hoe dicht het weefsel van Heyboers gedachten is. Onder de grafische figuur staat bijvoorbeeld: de niet in cultuur levende psyche heeft een grotere spryding op de horizontale basis = een overwegende debiliteit. Toch ligt vanuit deze debilitiet het bereikte bewustzijn hoger dan in de evenwichtige psyche (nl. het vierkant rond het snijpunt van de koordinaten - S.). Dit komt doordat de waarden van dit bewustzijn direkter zijn waar de projekties van de... (onleesbaar,-S) bepaald worden. Etcetera. Zo gaat het, in lange series etsen, ongebroken voort. Ook minder omvattende zaken dan Heyboer zelf en zijn kleine gezin worden daarbij van een diepere en veralgemeniserende betekenis voorzien. Een mooie steen die hij gevonden heeft blijkt een symbool van nederigheid, van het schijnbaar waardeloze, dat eerst door de liefde van zijn ontdekker, van Heyboer dus, belangrijk en van grote waarde wordt, in het afbranden van een schuur in Ilpendam met 22 kalveren delft de onschuld,
die zich immers niet verdedigen kan, het onderspit. En zo wordt vrijwel elk gebeuren in en rond de schuur in Heyboers filosofische bouwsels ondergebracht, want in zijn mikrokosmos te Ilpendam openbaart zich allereerst de makrokosmos van zijn filosofie.
Wordt er op de hierboven besproken
Het kollektieve, kultuur en menselijkheid (1962) door Anton Heyboer (foto Haags Gemeentemuseum).