Herderlijke brieven over politiek.
Karel van Isacker heeft 72 ‘Herderlijke brieven over politiek’ van de Belgische bisschoppen gebundeld. De eerste dateert van 13 december 1830 en de laatste is de beruchte bisschoppelijke verklaring van 13 mei 1966 over de universiteit van Leuven. Met ‘herderlijke brieven’ zijn hier bedoeld alle verklaringen van de Belgische bisschoppen die op een of andere manier openbaar werden gemaakt. Onder het woord ‘politiek’ beschouwt Karel Van Isacker hier ‘alle aangelegenheden van het openbaar leven’. Hij nam echter geen verklaringen op die uitsluitend over de arbeiderskwestie handelden, omdat hierover wel een afzonderlijke publikatie nodig zou zijn.
Voor ieder dokument schreef de samensteller een korte inleiding om de tekst te situeren in zijn historisch kader. De teksten zijn gepubliceerd in de oorspronkelijke taal. Voor de Latijnse teksten, vindt men in de Bijlagen de Nederlandse vertaling. De oorspronkelijke spelling werd niet gewijzigd, behalve voor de brieven van de periode na 1914.
Naast een lijst van de Belgische bisschoppen en een literatuuropgave, bevat het boek ook een zakenregister. Het is interessant aan de hand van het zakenregister de frekwentie na te gaan van een aantal problemen in deze herderlijke verklaringen. Over de wetgevende verkiezingen wordt gehandeld in liefst 18 ‘brieven’. Andere onderwerpen die nog vrij frekwent behandeld worden zijn (met tussen haakjes het aantal ‘brieven’ waarin ze voorkomen): vernederlandsing middelbaar onderwijs (8), vernederlandsing hoger onderwijs(3), taalkwestie (7), Vlaams nationalisme (6), vaderlandsliefde (6), politieke plichten van de gelovigen(7), socialisme (5), schoolkwestie (6).
Hierbij dringt zich al onmiddellijk de vraag op hoe het mogelijk is dat de Belgische bisschoppen gemeend hebben zich over al deze problemen herhaaldelijk te moeten uitspreken. En op welke manier dan nog! En hierbij stelt men zich automatisch ook de vraag hoe het mogelijk is dat de Belgische bisschoppen van 1830 tot 1966 konstant die autoritaire stijl hebben aangewend, met dwingende gezagsargumenten, meer nog, met religieuze argumenten die in de meeste gevallen niets te maken hadden met het openbaar leven.
In zijn inleiding geeft Karel Van Isacker m.i. maar een gedeeltelijk antwoord op die vragen. Hij wijst erop hoe hij zich bij de keuze van de opgenomen brieven liet leiden door de opzet om de groei van een ontwikkelingslijn in de houding van de Belgische bisschoppen te schetsen. Maar het zijn eerder de verschillende nuances in die houding die tot klaarheid komen. Volgens Karel Van Isacker kan alles verklaard worden vanuit de 19e-eeuwse ideologische onverdraagzaamheid tussen liberalen en katolieken en de bedreigingen voor de katolieke vrijheden die daaruit voortvloeiden. Dit heeft dan geleid tot de gewoonte bij de bisschoppen ‘met dwingende gezagsargumenten een gedragslijn aan de katolieken voor te schrijven in naam van het religieuze belang’ (bl. 9). Aan het slot van zijn inleiding wijst Karel Van Isacker ook nog op ‘de van oudsher bevoorrechte en leidende pozitie van de Kerk’ en op ‘haar band met de geest en de voorrechten van de leidende groepen in de maatschappij’. Ik geloof dat die ‘pozitie’ en die ‘band’ het voornaamste antwoord geven op de hoger gestelde vragen, ook al is men graag bereid rekening te houden met de geest van de tijd waarin deze 72 verklaringen tot stand kwamen. Bekijkt men bijvoorbeeld de standpunten die de Belgische bisschoppen formuleerden over alles wat verband hield met de Vlaamse kwestie, dan stelt men vast dat hier altijd opnieuw dingen verdedigd werden die op korte of op langere termijn voorbijgestreefd waren. Nergens klinkt hier enig begrip door voor de reële noden en verlangens van de gemeenschap waartoe de bisschoppen zich richtten. Hoogstens kan gezegd worden dat de kerkelijke overheid niet a priori iets tegen de Nederlandse taal had en dat ze niet voor de sociale onrechtvaardigheid was. Uit de opeenvolgende bisschoppelijke houdingen blijkt overduidelijk het aanleunen bij wat we nu het Belgisch establishment plegen te noemen. En wat erger is: vaak werden
de religieuze belangen geïdentificeerd met dat establishment.
Op vele punten vormen deze reeks ‘Herderlijke brieven over politiek’ een biezonder interessante toelichting bij onze kennis over de Vlaamse Beweging, omdat zij zo duidelijk laten vermoeden hoe remmend de Kerk hierop heeft ingewerkt. In het licht daarvan mag men zowel van kerkelijk standpunt als van uit het standpunt van de Vlaamse Beweging gelukkig zijn met de zeer hevige reaktie van de Vlaamse publieke opinie op de laatste ‘herderlijke brief over politiek’, die van 13 mei 1966. Die verklaring over Leuven, schrijft Karel van Isacker, ‘is vermoedelijk het einde van een bepaalde bisschoppelijke stijl’. En ze mag volgens hem wellicht ook beschouwd worden als het einde van het autoritair konfessionalisme.
Erik Vandewalle
Karel Van Isacker, Herderlijke brieven over politiek, 1830/1966, 204 blz., reeks Mens en Tijd / Documenten, onder redaktie van Prof. Dr. Karel Van Isacker, Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1969, ing. 195 BF, geb. 235 BF.