Ons Erfdeel. Jaargang 13
(1969-1970)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd22e Frans-Vlaamse Kultuurdag te Waregem.Op 14 september 1969 werd te Waregem de 22e Frans-Vlaamse kultuurdag gehouden. Voor de eerste keer in die 22 jaar werd die dag niet door André Demedts, maar door de nieuwe voorzitter van het Komitee voor Frans-Vlaanderen, senator Leo Vanackere, voorgezeten. Elke keer zijn er weer nieuwe belangstellenden, en elk jaar doet het weer goed de vele vrienden van Frans-Vlaanderen én uit Frans-Vlaanderen te ontmoeten. Dat de aktie langzamerhand in een grote verscheidenheid uitgegroeid is, kon je ondermeer merken aan de vele tentoonstellingen die op die dag georganiseerd waren. Ook het groeiend aantal sektievergaderingen die in de morgen plaatsgrijpen zijn daar een bewijs van.
In de sektie Jeugd werd aan de hand van dia's het belang aangetoond voor de jeugd van het kontakt met Frans-Vlaanderen. Andries Devos en Adrien Vanderheeren spraken dan over Korrespondentie met jonge Frans-Vlamingen en over het tweetalig tijdschrift Contact dat in dit verband uitgegeven wordt.
In de sektie Literatuur en Kommunikatiewetenschappen sprak Jozef Deleu over De literatuur in Frans-Vlaanderen; Jacques Fermaut gaf een inleiding over E. Looten, bij een tentoonstelling uit zijn werk, en L. Rijmen sprak over ‘de pers in Noord-Frankrijk’.
In de sektie Onderwijs en toneel handelde Luk Verbeke over het Nederlandse onderwijs in Frans-Vlaanderen, vroeger en nu. Walter Verdonck vertelde over zijn ervaringen bij de kursus Nederlands in Belle, en Donald Debruyne sprak met dia's over het Vlaamse toneel in de Westhoek.
De meer als 90 jaar oude Pater Dr. Stracke trad op in de sektie Geschiedenis. Hij wees op het belang van de Nederlandse taal in onze geschiedenis en herinnerde eraan dat de Nederlandse kultuur en letterkunde, eeuwen geleden, tot aan de Somme reikten. Hij meende ook dat het geschiedenisonderwijs nog te veel een opsomming van data en oorlogen is, en te weinig over de kultuur spreekt.
In de sektie Familiekunde sprak Dr. E. Warlop over ‘de adellijke families in Frans-Vlaanderen vóór 1300’.
De Ekonomische Werkgroep noemde het aanleggen van een snelle spoorverbinding tussen Kortrijk en Rijsel en het spoedige doortrekken | |
[pagina 165]
| |
van de autoweg E3 een dringende noodzaak in het kader van het Europa van morgen.
In de nieuwe sektie Informatie, waar mensen die voor het eerst naar de kultuurdag komen en weinig bekend zijn met het probleem, sprak André Demedts over ‘Frans-Vlaanderen, land en volk’.
's Namiddags had een plenaire vergadering plaats.
In zijn inleidingswoord bracht de voorzitter hulde aan de onlangs overleden O. van der Schueren, plaatselijk en gewestelijk voorzitter van het Davidsfonds, en aan Edward Amter, algemeen sekretaris van het Davidsfonds. Beiden hebben vanaf het begin metterdaad de Frans-Vlaamse aktie moreel en finantieel gesteund.
Sekretaris Luc Verbeke sprak op zijn beurt een in memoriam uit voor Stijn Streuvels, wiens belangstelling voor Frans-Vlaanderen groot was. Ook Cyriel Rousseeu, die jarenlang voor Frans-Vlaanderen in de bres gestaan heeft, werd herdacht.
Hierna sprak Prof. Dr. Walter Thijs, hoogleraar Nederlands aan de rijksuniversiteit van Rijsel en voorzitter van de werkkommissie van hoogleraren en lektoren in de Neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. Vooraleer te spreken over het Nederlands onderwijs in Frankrijk en meer speciaal in Frans-Vlaanderen, handelde hij over de Nederlandse kultuurpolitiek die door België en Nederland gezamenlijk gevoerd moet worden.
We mogen ons niet beperken tot het verspreiden in het buitenland van vertaalde Nederlandse literatuur. Ook wetenschappelijke werken die handelen over het Nederlands en de Nederlandse letterkunde, en b.v. in het Frans opgesteld zijn, zouden in het buitenland, en vooral in Frankrijk op prijs gesteld worden. Zou het in dit verband niet mogelijk zijn dat uitgevers en boekhandelaren samenwerken om in enkele grote boekhandels in Frankrijk, onder een bordje ‘Néerlandais’, Nederlandse boeken te koop te bieden?Ga naar eind(1)
Bij de behandeling van het Nederlands onderwijs in Frankrijk zei Prof. Thijs dat de uitgroei ervan niet zozeer afhing van het aantal leerstoelen, maar wel van diegenen die die leerstoelen bezetten. Hij onderstreepte in dit verband de grote verdiensten van Prof. Brachin die sinds 1953 aan de Sorbonne Nederlands doceert, en al heel wat wetenschappelijke werken over het Nederlands in Frankrijk heeft gepubliceerd.
Het Nederlands, dat geen grote plaats bekleedt in de wereld, heeft ook in Frankrijk maar een heel ondergeschikte positie. Dit ondanks het feit dat het Nederlands één van de vier officiële talen is in het Europa van de zes, de Nederlanden de onmiddellijke noorderburen van Frankrijk zijn, een stuk van Frankrijk Nederlandssprekend is, en ondanks het feit dat in de lage landen grote inspanningen geleverd worden voor de studie van het Frans. Zo kan men in Frankrijk geen ‘licence’ halen voor het Nederlands, waar dit wel kan voor het Duits, Engels, Spaans, Italiaans, Hebreeuws, Russisch en Pools. Het feit dat tot nog toe een leraarsloopbaan Nederlands in het middelbaar onderwijs nagenoeg niet bestaat, maakt de belangstelling voor zoiets heel klein. Hier komt dan ook het nauwe verband tot uiting tussen de situatie van het Nederlands in het hoger onderwijs en die in het middelbaar onderwijs.
Prof. Thijs dankte zijn kollega's uit het middelbaar onderwijs die hun leerlingen voortreffelijk voorbereiden voor de universiteit. Onlangs nog had hij dat bij het baccalaureaatseksamen kunnen konstateren. Jammer is dat voortaan voor dat eksamen alleen nog door kinderen van Belgische of Nederlandse ouders Nederlands als derde taal genomen mag worden. Omwille van bezuinigingen werden dan ook de Nederlandse lessen die sinds enkele jaren met veel sukses aan twee Parijse lycea gegeven werden voorlopig afgeschaft. Niettemin wordt tans gewerkt om die lessen voorlopig weer te laten doorgaan.
Tot besluit zei Prof. Thijs dat er in opdracht van de Belgische en Nederlandse regeringen een rapport opgesteld moest worden over de huidige stand van het Nederlands onderwijs in Frankrijk, en de mate waarin de Nederlandse kultuur in Frankrijk gepropageerd wordt. Verder vond hij het absoluut nodig dat in Rijsel een Maison de la culture néerlandaise tot stand zou komen, waar niet alleen de Frans-Vlamingen, maar alle in het Noorden wonende Fransen in kontakt zouden kunnen komen met de Nederlandse kultuur (de kultuur moet hier in de ruimste zin begrepen worden). De nood aan kennis van en de belangstelling voor de Nederlandssprekende gebieden is in die gewesten immers groot. Met een gereserveerd vertrouwen in de toekomst moet er hard gewerkt worden voor het Nederlands in Frankrijk, alleen moeten we geen gulden sporen, letterlijk noch figuurlijk, eksporteren.
Na deze belangrijke en zeer opgemerkte toespraak werd de uitslag voorgelezen van de letterkundige prijskamp die voor Frans-Vlamingen werd uitgeschreven, en waarbij nagenoeg uitsluitend Frans-Vlamingen als juryleden optraden. Er waren 29 inzendingen. De eerste prijs werd behaald door Mevr. N. Berger-Verbeke, uit Bethune, de tweede prijs door C. Taccoen uit Belle. Bij die prijsuitdeling viel het op hoeveel Frans-Vlamingen in de zaal aanwezig waren.
Vervolgens sprak Dr. Johan Fleerackers, kabinetschef van de minister van Nederlandse kultuur over: Kulturele akkoorden en hun mogelijkheden.
Eerst liet hij horen hoe in onze grote buurlanden over kultuurpolitiek gesproken wordt. In een rapport over de kulturele ekspansie van Frankrijk in het buitenland, wordt door een hoge ambtenaar van het Franse ministerie van buitenlandse zaken gezegd: ‘Kultureel beleid is nauw verbonden met het politieke en het ekonomische beleid; het draagt onmiddellijk bij tot de macht van ons land in het buitenland’. Frankrijk spendeert jaarlijks 5,5 miljard Belgische frank aan zijn kultuurpolitiek. Er wordt gewag gemaakt van een ‘force de frappe culturelle’.
In Duitsland zei minister Brandt onlangs nog: ‘Kultuurpolitiek is zo belangrijk als de defensiepolitiek of de handelspolitiek’. Engeland heeft in alle grote steden van de wereld zijn afdelingen van de ‘British Council’.
Hoe zijn op dit gebied de opvattingen in België en Nederland? Want al is het Nederlands een niet zo grote taal, toch is het voor ons imago in het buitenland van groot belang dat het Nederlands in buitenlandse universiteiten wetenschappelijk bestudeerd wordt. Het feit dat tot nog toe onze buitenlandse kultuurpolitiek niet gezamenljik door België en Nederland gevoerd werd, bracht naast verzwakking ook een verwarring mee in het buitenland, waar gesproken wordt van een Hollandse, een Vlaamse en een Nederlandse taal...
Het onderlinge wantrouwen tussen Belgen en Nederlanders staat onze kultuurpolitiek nog vaak in de weg.
In 1946 werd een Belgisch-Nederlands kultureel akkoord gesloten, waar in artikel 13 gezegd wordt dat ‘beide landen overleg zullen plegen omtrent de instandhouding en uitbreiding van de gemeenschappelijke kulturele belangen in het buitenland’. Deze tekst blijft vaak nog dode letter als we zien hoe, in Be- | |
[pagina 166]
| |
neluxverband, de Walen een groeiende kulturele eenheid tussen Nederland en Vlaanderen met lede ogen aanzien en hoe de officiële Nederlandse instanties, omwille van de ekonomische voordelen, de Walen liever aan hun kant hebben.
Een hechte gemeenschappelijke kultuurpolitiek van Nederland en België zal dan ook maar mogelijk zijn na het doorvoeren van nieuwe strukturen in België. Dit wil niet zeggen dat voorlopig helemaal geen degelijk werk verricht kan worden. Het is nodig dat de Vlamingen, die gaandeweg een grotere invloed krijgen in de buitenlandse politiek, hun individualistische houding tegenover de staat herzien, zonder daarom hun waakzaamheid af te leggen. Vooraleer dan de staat volledig op dreef komt met een buitenlandse kultuurpolitiek, moeten we op de eerste plaats blijven rekenen op de partikuliere aktie, die dan ook op ministeriële steun kan rekenen. Als dergelijke akties vermeldde Dr. Fleerackers: de werkkommissie voor Neerlandistiek van Prof. Thlijs, de vereniging ‘België in de wereld’, tijdschriften als Ons Erfdeel, Vlaanderen en Flemish Press Review, en kultuurmanifestaties als de Antwerpse Biënnale, de Brugse tentoonstellingen en het internationale Festival van Vlaanderen.
In zijn dankwoord aan Dr. Fleerackers zei voorzitter Vanackere dat hij hem ook dankbaar was voor het feit dat dank zij zijn tussenkomst het Komitee voor Frans-Vlaanderen nu als een nationaal werk voor volksopleiding erkend en gesubsidieerd zal worden.
Na dit nogal zware, maar uiterst rijke middagprogramma bracht het vokaal kwintet ‘de Troebadoers’, onder leiding van Frank Algoed enkele Vlaamse liederen ten gehore.
Sekretaris Luk Verbeke bracht een kort jaarverslag en Leo Vanackere sprak een dankwoord uit voor de aftredende voorzitter André Demedts, die gedurende meer als twintig jaar de leiding van het komitee in handen had. Naar het woord van A. Demedts zelf is hij ‘als een abt die aftreedt, maar daarom niet uit het klooster gaat’. Huldetelegrammen aan het adres van A. Demedts werden voorgelezen vanwege de ministers Van Mechelen, Vermeylen, Tindemans en eerste minister Eyskens. In zijn dankwoord, dat tevens het slotwoord van de vergadering werd, zei André Demedts dat hij gelukkig was de leiding van het komitee in handen te weten van iemand die niet alleen de Frans-Vlaamse zaak genegen is, maar ook al zijn energie ervoor aan zal wenden in belangrijke kringen, waar totnogtoe maar weinig werk gepresteerd kon worden.
A. Demedts bedankt ook allen met wie hij in die voorbije twintig jaar samen mocht werken.
G. van Ryckeghem |
|