Ons Erfdeel. Jaargang 13
(1969-1970)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
beurtenissen in het kulturele leven van Nederland en Vlaanderen. Ze neemt wel een vaste plaats in in het kulturele verkeer tussen Noord en Zuid, maar revolutionaire ontwikkelingen moet men van de zijde van de konferentie niet verwachten. Dat neemt niet weg dat er nuttig werk gedaan wordt, met name in bepaalde sektievergaderingen. Het meest problematisch is de sektie, die de kern van de konferentie vormt, altans zou moeten vormen, de sektie Letteren. Zoals Alfred Kossmann, sekretaris van de sektie Letteren, schreef in een zeer lezenswaardige en plezierige beschouwing in Het Vrije Volk van maandag 13 oktober 1969, deze sektie van de schrijvers is ‘het hart van de conferentie, maar het is een leeg hart... Zij schrijven dezelfde taal, zij publiceren bij dezelfde uitgevers en in dezelfde tijdschriften, kúnnen dat althans doen. Er is voor hen niet zoveel te integreren’.
De schrijvers zorgen doorgaans wel voor een levendige diskussie. Vaak geven door hen voorgestelde resoluties aanleiding tot nogal wat onenigheid in de plenaire vergadering. Zo ook op de laatste, de 19e Conferentie der Nederlandse letteren, die op 3 en 4 oktober 1969 in Antwerpen plaats vond in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven. De sektie Letteren had een resolutie ingediend, die behandeld werd op de plenaire slotvergadering, inhoudende dat alle schrijvers uit Noord en Zuid die belangstelling mochten hebben voor het werk van de konferentie toegelaten zouden moeten worden in een vergadering van de sektie Letteren. Hierover ontstond een bijzonder verwarrende, nogal vermoeiende en soms ook wel komische diskussie. Er werd een tegenvoorstel ingediend, er werden amendementen op het tegenvoorstel ingediend en tenslotte werden zowel de resolutie als de tegenresolutie verworpen, het moet gezegd onder grote hilariteit.
De sektie Letteren zal het hierbij wel niet laten, maar in een of andere vorm pogen ook de letterkundige broeders die niet een uitnodiging ontvangen om lid te zijn van de konferentie - men wordt uitgenodigd door de ministers van kultuur - bij de konferentie te betrekken.
De andere sekties voelden niets voor een toevloed van anderen, van, zoals Kossmann het in zijn bovengenoemd artikel formuleert, ‘honderden langharige, gebaarde jongens met een stalen fondsbrilletje op “Ho, Ho, Ho” en “Che, Che, Che” roepende’.
De leden van de andere sekties, allemaal ernstige vakmensen, meenden dat ze hierdoor alleen maar gehinderd zouden worden in het praktische werk, dat ze willen verrichten. En dat is natuurlijk ook zo. Aan de andere kant is het ook wenselijk om zoveel mogelijk openbaarheid te betrachten bij alles wat gedaan wordt om de integratie van Noord en Zuid te verwezenlijken. Openheid aan de ene kant, beslotenheid aan de andere kant, het laatste noodzakelijk omdat veel werk in kleiner verband en dus onvermijdelijk in een meer gesloten verband dient te geschieden, willen er resultaten geboekt worden. Het is een tegenstelling die vermoedelijk niet of altans moeilijk op te lossen zal zijn.
De belangrijkste werkzaamheden van de konferentie worden verricht in de sekties, te weten de sekties voor Letteren, Toneel, Uitgeverij en Boekhandel, Radio en TV en Biblioteekwezen. Men neemt ieder jaar een groot aantal resoluties aan, eerst in de sektievergaderingen, en bespreekt ze tenslotte in de plenaire slotvergadering. Nu betreffen deze resoluties doorgaans nogal gespecialiseerde onderwerpen, zoals die voor het Biblioteekwezen, waarin kredieten gevraagd worden voor een gezamenlijk projekt voor de mikrofilmering van middeinederlandse handschriften, voor de uitgave in facsimile van middelnederlandse handschriften, de bibliografie van de neerlandistiek enz. Ook de resoluties van de sekties Toneel, Radio en TV, Uitgeverij en Boekhandel betreffen doorgaans zeer praktische aangelegenheden. De sektie Radio en TV stelt een hele waslijst op van gezamenlijke uitzendingen op het gebied van de Nederlandse letteren en van opdrachten aan auteurs voor het schrijven van luister- en kijkspelen, de sektie Uitgeverij en Boekhandel hield zich bezig met de uitermate prozaïsche, doch bepaald niet onbelangrijke zaak van de invoering van het Internationaal Standaard Boeknummer Systeem (ISBN) - men wilde de groepsindikator, vastgesteld voor Nederland, voor het gehele Nederlandse taalgebied invoeren -, terwijl ook de sektie Toneel zich met zeer praktische zaken van toneelintegratie bezighield. Wat de sektie Letteren voorstelt lijkt allemaal veel vrijblijvender. En kan het ook anders? Om nogmaals Kossmann te citeren: De bibliotekarissen, de dramaturgen en toneelleiders, de radio- en tv-mannen, de uitgevers, ‘al die mannen vertegenwoordigen iets, kunnen beslissingen nemen, afspraken maken. De schrijvers echter vertegenwoordigen niets, ze zijn er in de functie van schrijver.’
Om met het begin te eindigen, op de plenaire vergadering waarmee de 19e Conferentie der Nederlandse letteren, onder voorzitterschap van Prof. Dr. G. Stuiveling en Prof. Dr. J. Aerts, geopend werd, werd door Prof. Stuiveling Rob de Vries, de bekende Nederlandse toneelspeler en toneeldirekteur, die zeer veel gedaan heeft voor de samenwerking op toneelgebied tussen Noord en Zuid en die een belangrijke rol speelde in de Conferentie der Nederlandse letteren, herdacht met enkele gevoelvolle, zeer persoonlijke woorden. Daarna hield Dirk de Jong een referaat over de vraag, hoeveel aandacht er in de literaire kritiek in Nederland besteed werd aan het Vlaamse boek. Een soortgelijk referaat over de belangstelling in Vlaanderen voor het Nederlandse boek was op een vorige konferentie gehouden door Hilda van Assche. Uit het referaat van de Jong bleek, dat het nogal meeviel met de belangstelling in de literaire kritiek in Nederland voor het Vlaamse boek. Die was ongever evenredig aan de literaire boekprodukthie in Vlaanderen. Een ander vraagstuk dat behandeld werd in de plenaire openingsvergadering betrof het vraagstuk van de vrije meningsuiting. Op de vorige konferentie was hierover al gediskussieerd en een werkgroep had de opdracht gekregen dit vraagstuk te onderzoeken. De werkgroep had het vraagstuk evenwel niet onderzocht, hetgeen de heer van Isacker niet verhinderde - op verzoek van het bestuur van de konferentie - een geestig betoog voor eigen rekening te houden, waarin hij tot de konklusie kwam, dat er voor een onderdrukking van de vrije meningsuiting in Nederland en in België toch niet zo heel veel gevaar bestond. Hij zag niet in hoe een betere grondwettelijke en wettelijke bepaling ten aanzien van de vrije meningsuiting gemaakt zouden kunnen worden. Natuurlijk waren er altijd ‘domme rechters’, die de bepalingen op een enge wijze interpreteerden.
Daarna ging de konferentie uiteen om zich weer te verenigen in de afzonderlijke sekties. Over het daar verhandelde heb ik reeds het een en ander gezegd. De volledige resoluties zal men kunnen vinden in de eerstvolgende aflevering van Gedeeld Domein, het orgaan van de konferentie. Over de definitieve tekst van deze resoluties werd aan het slot van de vergadering, zoals reeds aangestreept is, uitvoerig gediskussieerd. Dr. A.W. Willemsen |
|