Nederlands toneel: Luxemburg.
In het Groothertogdom Luxemburg hebben een aantal Nederlandstaligen en simpatisanten zich verenigd om tot een Nederlandstalige aanwezigheid in het Groothertogdom te komen.
Dit sluit aan bij een oude traditie, want het groothertogdom behoorde bij de Nederlanden en het Nederlands was er, ook nog lang na 1830, de ambtstaal en bleef er lang in aanzien.
De vestiging van vele Nederlandstaligen rond de Europese instellingen in de stad Luxemburg, en de inwijking van Vlamingen en Nederlanders om diverse redenen, zorgde voor mogelijkheden om eerst een kern, daarna een flink georganizeerde vereniging te stichten. De ‘Kring voor het Nederlandstalig toneel te Luxemburg’ met medewerking van de ‘Nederlandse vereniging’ organizeert tans een fikse reeks toneelvoorstellingen in de stad Luxemburg waar zo ongeveer een vaste kern van 1500 Nederlandstaligen de voorstellingen bijwonen. Dit seizoen staan op het programma:
Oom Wanja van A.P. Tsjechov door het Zuidelijk Toneel Globe (Amsterdam), La Mandragola van N. Machiavelli door het Groot Limburgs Toneel, Fando en Lis van F. Arrabal door het Mechels Miniatuurteater en Gemengd Dubbel, acht schetsen door Centrum (Amsterdam).
Een gevarieerd en goed gekozen programma met twee Nederlandse gezelschappen, een gemengd Nederlands-Vlaams, en tenslotte een Zuidnederlands gezelschap, het Mechels Miniatuurteater, dat haar topprestatie van het vorig seizoen, Arrabals ‘Fando en Lis’ in een nieuwe versie opvoert. De huisregisseur Franz Marijnen kwam na een studieperiode bij Grotowski in Wroclaw (Breslau), terug met veel plannen en nieuwe ideeën over eigentijdse vormen van dramatiek. De regie van ‘Fando en Lis’ - nieuwe versie - is daarvan een rezultaat. Dit stuk zal door het Mechels Miniatuurteater ook in Nederland worden gespeeld in de loop van het jaar 70.
We bewonderen de inspanningen van de nederlandstaligen in het Groothertogdom Luxemburg. Deze aktiviteiten kunnen juist in het Europese milieu de funktie van een kulturele ambassade gaan vervullen. De overheid - zowel de Noordnederlandse als de Zuidnederlandse - moet hier meehelpen om deze initiatieven de nodige infrastruktuur te bezorgen zodat ze weldra ‘selfsupporting’ kunnen worden.
We kunnen ook aan Wallonië denken, aan de Duitse Bondsrepubliek, en ook en waarom niet aan Rijsel of Duinkerke. Partikulier initiatief is er op dat vlak genoeg aanwezig.
Walter Augustijnen