Nederlands toneel in Rwanda.
De bloeitijd van Nederlandstalige radiouitzendingen, vaste toneelgroepen en artistieke toernees is in Rwanda voorbij. Met de onafhankelijkheid doofde in Afrika het vuur van een kulturele traditie. En het is niet makkelijk om die weer leven in te blazen, omdat veel van de huidige technische bijstanders slechts voor tien maand ter plaatse blijven, terwijl onze pre-indépendance landgenoten definitief of voor ‘termen’ van enkele jaren in hun tweede vaderland verbleven.
Niettemin zijn de Nederlandstaligen in Rwanda nog altijd talrijk. Ik durf geen cijfers geven, maar je vindt taalgenoten verspreid over de ontelbare heuvels van dit land. Ze voelen zich thuis in de verscheidene professionele sektoren, om van paters, zusters en broeders nog te zwijgen. Op gelijk welke missie kun je in het Nederlands terecht.
Zo was er Toon Sträter, een Nederlands missionaris, die ervan droomde met Kerstmis ‘En waar de sterre bleef stille staan’ van Timmermans op te voeren. Het is jarenlang bij een droom gebleven, tot hij in 1967 onder zijn Butareaanse parochianen enkele geestdriftige Vlamingen aantrof.
We zijn met een zeer gemengd gezelschap van wal gestoken. Nederlanders en Vlamingen waren het dit keer roerend eens. Behalve de pater, mijn vrouw en ik, waren alle akteurs beginnelingen. Er was zelfs een debutant van 65 jaar bij! Nu mag de Europese ‘kultuursaturee’ gerust zitten grijnzen, maar de opvoering die wij te Butare verzorgden was meer dan geslaagd en groeide uit tot een overweldigend sukses. Ook de talrijke Franstaligen (Fransen en Walen), Kanadezen en Banyarwanda juichten mee: voor hen schreef ik immers een Frans resumé van elk tafereel. De Belgische ambassadeur nodigde ons spontaan uit om het stuk in Kigali opnieuw te spelen, maar deze opvoering in de hoofdstad bleef in organizatiemoeilijkheden steken. De heer Dehennin zelf was op dat ogenblik in beslag genomen door de huurlingenkwestie. Dit initiatief betekende de aanloop van een ware toneelepidemie in Rwanda. Vlamingen, Kanadezen, Fransen en Rwandezen hebben er van toen af smaak in gekregen... omdat een Nederlandse pater verliefd werd op Felix Timmermans!
Zo kwam het dat Geert Sledsens en ikzelf in september 1968 besloten ten minste één toneelopvoering per jaar (van 10 maanden) te verzorgen.
We kozen als eerste stuk van deze reeks ‘Slisse en Cesar’ van Verten en Gevers, omdat we dachten dat dit werk het best zou inslaan bij ons heterogeen en wel moeilijk publiek. Voor de eerste maal regisseerde ik volwassenen. Na maanden traden we dan eindelijk op te Butare (januari 1969). Vijf gekke replieken volstonden om de zaal op te warmen. In België, waar ik van jongsaf op de planken stond, heb ik zelden zo'n entoesiast publiek meegemaakt.
Einde oktober begon de montage van ‘Moordromance’, een komische thriller van lan Stuart Black. Dit wordt de eerste opvoering in het A.B.N., dat we vanzelfsprekend verkiezen boven voorstellingen in dialekt. Intussen plannen we nog een poëzieavond, met een bloemlezing van dichters uit Noord en Zuid, en waar de dichter Renaat De Jonghe van de partij zal zijn. Er wordt ook wel eens (dromerig) van Goma en Bujumbura gesproken, waar veel Vlamingen ons met open armen zouden ontvangen. En waarom niet? Kongo en Burundi liggen immers vlakbij... Maar hiervoor missen we nog een soliede financiële basis. Al weet je nooit!
Peter A. Thijs, Butare, Rwanda