het geld van iedereen mogelijk gemaakt, daarna aan hun lot worden overgelaten en als paria's in een diaspora van een soort ‘bioskoopliefdadigheid’ moeten trachten te leven. Of énig ander land ter wereld zijn nationale produktie op een dergelijke vernederende wijze behandelt?
De bewering, dat die films toch maar weinig zaaks zouden zijn, gaat in dit geval allerminst op: het publiek, het gehéle publiek, heeft reeds om te beginnen het recht te eisen, dat het in de gelegenheid wordt gesteld te zién, wat het rezultaat is van officiële inspanningen, met de financiële medewerking van eenieder ondernomen, om tot een nationale filmproduktie te komen. Méér dan in welk ander geval ook mag het er op staan, zélf te oordelen, of Princess een geslaagde poging in die richting is, want het heeft ze betaald.
Herman Wuyts leverde zelf het scenario, daarin bijgestaan door Harry Kümel en Lieven Paemen. Op het Venetiaans filmfestival ontmoet Mark, een Antwerps free-lance fotograaf, de Britse air-hostess Margie. Tussen beiden ontwikkelt zich een idylle, afgebroken door Margies terugkeer naar Londen. Weer te Antwerpen, krijgt Mark te doen met de wanhoop van zijn vriend Walter, die vruchteloos getracht heeft, voor zijn pennevrucht een uitgever te vinden. Marks oplossing: laten we er een fotoroman van maken. Natuurlijk met Margie-Princess als grote vedette. Margie wordt uit Londen gehaald en de opnamen voor de fotoroman, waarvoor Mark een uitgever heeft weten te interesseren, kennen hun avontuurlijk verloop. Tot Marks fantazie naar Margies oordeel een beetje té erg op hol slaat, ze zich in haar menselijke waardigheid gekwetst voelt, de hele rotzooi onverwacht in de steek laat en naar de luchthaven holt. Happy end: Mark, weer tot zichzelf gekomen, kan haar op het laatste nippertje van haar vlucht naar Londen doen afzien.
Bij de scenaristen lag kennelijk de bedoeling voor, een satire te leveren op het stripverhaal met zijn hang naar het gangsterisme en zijn seksomanie, en al wat daarbij aan vedettenkultus, door de moderne reklame gewild, en zo meer, te pas komt. In de vormgeving komt die satirische bedoeling echter niet duidelijk uit de verf en is bijgevolg een slag in het water. Erger nog: Wuyts en zijn scenaristen bezondigen zich precies, blijkbaar om ‘kommerciële’ redenen, aan dàtgene wat ze aan de kaak willen stellen. De in de mode zijnde vrouwelijke ‘blootgeverij’ bereikt, ook buiten de ‘noodwendigheden’ van het eigenlijke stripverhaal een aardige hoogte (of moet het hier veeleer ‘laagte’ zijn?)...
Als direkteur van de Sextra-uitgeverij moet Bob van der Veken zich - in his privacy - letterlijk laten bedelven onder verscheidene eksemplaren bloot tegelijk. Dat in het verhaal de ganstermeisjes rondlopen in een ontboezemde uniform terwijl dé vedette blijk geeft van een daarmee vergeleken onwaarschijnlijke ‘preutsheid’, is waarschijnlijk een van die ‘teleurstellingen’ die de kopers van het stripverhaal op de koop toe moeten nemen...
Kortom, de heersende ‘filmmode’ wordt gevolgd, blijkbaar om niet uit de internationale toon te vallen, op een manier die ons alleen maar kinderachtig voorkomt.
Totaal vals gekoncipieerd is de figuur van bovenvermelde direkteur, een veel te jonge kerel dan nog, en zelfs in dié konceptie patronaatachtig getekend door Bob van der Veken: een miscast van belang! De enige die zich in deze Princess als bekwaam filmakteur ontpopt heeft, is niet de alleszins mooie Virginia Mailer, die men (waarom?) uit Engeland is gaan halen om Margie te vertolken, niet de Nederlandse kabaretartiest Herman van Veen, die zijn Mark te zeer aandikt, zeker niet Fanny Winkeler als koncierge, maar Franz Marijnen als de slechts schijnbaar uit de put geredde romanschrijver. Door en met Virginia Mailer wordt natuurlijk Engels gesproken; voor de rest is, noch klinkt het gedebiteerde Nederlands werkelijk filmisch.
Als kineast bewijst Herman Wuyts met deze Princess, dat hij nog altijd beter kan omspringen met een kamera dan met het schrijven en het uitwerken van een scenario. De echte Wuyts ontmoeten we slechts in de nerveus opgenomen en gemonteerde gangstersekwensen. Voor het overige is het weinig oorspronkelijk maakwerk, een allegaartje van reminiscenties, dat een enigszins ingewijd toeschouwer tot een tijdverdrijvend (wat bij bepaalde passages wel een uitkomst is!) identifikatiespelletje kan verleiden: in welke buitenlandse film heb ik iets dergelijks gezien, waaraan doet me dat denken, enz.
Summa summarum: een gemist speelfilmdebuut. Na Kümels hoopgevende Monsieur Hawarden, die bijna volkomen geslaagd mag genoemd worden, en dat zónder de medehulp van de huidige filmmode-elementen, betekent Wuyts' Princess een flinke stap... achterwaarts.
Frans Dupont, Borgerhout