symboliek zijn nauw met de Afrikaanse poëzie en muziek verbonden.
De kompositie, geschreven voor recitant, kamerorkest, jazzorkest, jazzensemble en jazztrio, bestaat uit negen nummers: de vier gedichten, omraamd door orkestrale gedeelten. Die orkestrale fragmenten scheppen de sfeer en het klimaat. In het eerste gedicht, Joal, wordt de recitant begeleid door het kamer- en jazzorkest. Op een suggestieve wijze wordt in het orkest de spontane vitaliteit (marimbo-ostinato) en de nostalgie van de neger in de wereld der blanken (improvizatie door de altsaxofoon) opgeroepen. Ndesse ou blues, het tweede gedicht, begint in een lentestemming, waarbij de fluit een voorname rol speelt, en eindigt met een klaagzang van de altsaxofoon. Begeleid door de strijkersgroep en een sologitaar, draagt de recitant het derde gedicht voor, Je ne sais: een smachtende elegie. In het laatste gedicht, A New York, wordt de gereciteerde tekst geschraagd door het jazzorkest en de improvizaties van het jazztrio. Het gedicht, dat een beschrijving geeft van de neger in New York, is drieledig uitgewerkt. De toondichter suggereert achtereenvolgens desolaatheid en wanhoop, geloof in de kracht van het negerras, overtuiging van een betere ‘zwarte’ toekomst.
Tekst en muziek zijn in het werk volkomen op elkaar afgestemd. Alle gevoelens en beelden uit de tekst worden op een ekspressieve wijze en met de nodige klanksymboliek in muziek omgezet. Bestanddelen uit de jazz, de Europese en Afrikaanse muziek werden in de partituur herhaaldelijk tot een organische geheel samengesmolten. Op onze vraag of hij het werk tot de jazz of de klassieke muziek rekent, antwoordde Elias Gistelinck: ‘Het is geen jazz. Er wordt wel gebruik gemaakt van jazzelementen. Echter niet op de manier van Liebermann, Milhaud en Strawinsky, die in hun werken met jazzinvloeden dansritmen gebruikten, en zeer dikwijls in bewondering stonden voor een dansorkest wat niets met jazz te maken heeft. Ik probeer in mijn kompozities alles wat ik ken te verwerken. Hedendaagse jazz, goede beatmuziek (niet de kommerciële rommel) en hedendaagse Europese muziek raken elkaar meer en meer. De dag dat ik de beat ken, ik bedoel door en door, er heb in geleefd, dan zal ik evengoed invloeden van dat soort muziek gebruiken. Wij gaan ten onder aan onze heilige huisjes’.
Hugo Heughebaert