François Huybrechts dirigeert Vic Legley.
Enkele weken voordat hij in Berlijn van de 348 jonge dirigenten tot tweede laureaat werd bekroond in het dirigentenkonkours van de Herbert Von Karajan Stiftung, leidde François Huybrechts een koncert in het kader van het Festival van Vlaanderen. Op 18 september dirigeerde deze jonge Antwerpenaar, die verleden jaar de Dimitri Mitropouloswedstrijd in Amerika won, het orkest van Luik in het konservatorium van Brussel. Die eerste kennismaking met de assistent-dirigent van George Szell was een revelatie. Wat ons verraste was niet zozeer het feit dat hij de Schotse symfonie van Felix Mendelsohn-Bartholdy geheel uit het hoofd dirigeerde, maar wel hoe hij die muziek in zich droeg en beleefde en hoe hij die met een feilloze direktietechniek uit het orkest haalde. François Huybrechts is een temperamentvol en geestdriftig dirigent, die een orkest weet te kneden tot een soepel en rijkgeschakeerd instrument. Zijn hoogste troeven speelt hij uit in de dynamische voordracht, de ritmische stuwing en de orkestrale kleurwisselingen. De melodische frazering die hij uit het orkest te voorschijn haalt, moet het resultaat zijn van een doelgerichte orkestrepetitie, want tijdens de uitvoering zelf tekent hij zelden een melodische lijn. In zijn bewegingen roept François Huybrechts meer dan eens de driftige Bernsteinfiguur op. Gelukkig echter heeft hij de al te vulkanische gestiek van zijn Amerikaanse leermeester er nog niet bijgenomen. Het is voor ons muziekleven wel biezonder jammer dat zulk een begaafd talent aan het buitenland moet worden afgestaan. Zou het geen tweede geval-Cluytens worden?
Tijdens het voornoemde koncert kreëerde François Huybrechts de Prelude voor een ballet van Victor Legley. Reeds lang liep de toondichter met het plan rond een balletpartituur samen te stellen. Tijdgebrek echter was er de oorzaak van, dat dit plan nog niet volledig kon worden gerealizeerd. In elk geval, het voornoemde preludium is een eerste en beslist geslaagde worp naar de verwezenlijking van die lang gekoesterde droom. Zoals in zijn overige werken drukt Victor Legley zich uit in een kernachtige, soliede en moderne toonspraak. Deze balletprelude is een levendige partituur vol kontrasten, die vooral in een skènische uitbeelding volledig tot haar recht kan komen. De diskontinuïteit in de opbouw is duidelijk afgestemd op wisselende dansbewegingen in een bonte soms dionysische balletskène. In deze uiteraard fel geritmeerde orkestbladzijde volgen energische en kortvezelige motiefjes elkaar in een razend snel tempo op. Nu eens wordt de toehoorder geboeid door een zuiver kontrapuntische passage van de strijkers, dan weer door een fijne mozaïek van de solistisch behandelde houtblazers, of een andere keer door een burleske solo van de trompet. En al maar door worden die wisselende tafereeltjes onderbroken door forsige tutti-aksenten van de koperen blaasinstrumenten met de pauken. Wij zien met belangstelling uit naar de volledige partituur en de voorstelling in balletvorm.
Hugo Heughebaert