Keramiekpot van Rogier Vandeweghe.
Grasrefleksie. - Rendez-vous door Michel Martens.
Tentoonstelling over Gewijde Kunst in het Huidevettershuis te Brugge.
visbedrijf Van den Abeele te Brugge, een bedrijf dat als niet één de waarde, ook het kommercieel belang van een fraaie, artistiek verantwoorde vormgeving van briefpapier, verpakking, werkkledij, advertenties, vrachtwagenbeschildering enz. heeft ingezien). Het jaar wordt tenslotte nog afgerond met tentoonstellingen van modern
kantwerk uit Westfalen en van
oud en modern ijzersmeedwerk.
Ook Nederland kent een bloeiend kunstambachtsleven. Het C.O.S.A. (Centraal Orgaan Scheppend Ambacht) bestaat dezer dagen eenentwintig jaar. Het tweemaandelijks tijdschrift dat het orgaan is van deze vereniging, met titel Scheppend Ambacht is even oud (of even jong) geworden. Een tijdschrift dat de leeftijd van de ‘meerderjarigheid’ bereikt is zoveel als een unikum, vooral dan als het een kunsttijdschrift geldt. Scheppend Ambacht herdenkt deze heuglijke gebeurtenis met een fraai dubbelnummer, waarin een paar algemeen oriënterende bijdragen verschijnen van de hand van Charles Bresses en René Smeets, evenals van Drs. A.W.H.J. Quaedvlieg over ‘het overheidsbeleid met betrekking tot het scheppend ambacht in Nederland’. Het hele middenpaneel van dit dubbelnummer wordt voorbehouden aan de voorstelling van een aantal belangrijke en ook wel bekende kunstenaars: de vormgever Aldo van den Nieuwelaar, de tekstielartieste Ria van Eyck, de vormgever Dries Kreykamp, Harry Boom die weefsels en applikaties maakt, de edelsmid en juwelenontwerpster Mieke van Alphen, de interieursarchitekt en meubelontwerper Frank E. Bolink, de pottenbakster letje van de Griendt-Janssen, de sieradenontwerper Robert Smit, de beeldhouwer en emailleur Heinz Reynders en de pottenbakker Jan van Stekelenburg.
Er zijn vanzelfsprekend bepaalde aktuele spanningen vooral bij de kunstenaars die een van de vele disciplines van de toegepaste kunst willen beoefenen. Eén ervan is eerder van principiële aard: jarenlang hebben wij het enig voorwerp, het ‘pièce unique’ gekend, ook bij de kunstambachten; de industriële vormgeving heeft ‘avant la lettre’ aan ‘ars multiplicata’ gedaan. Wij zien tans zowel in de vrije als in de gebonden kunst het multipliceren, zelfs het industrieel doen uitvoeren van ontwerpen (per brief of zelfs per telefoon...). Dat brengt wel enige moeilijkheden mee net als de verhouding kunstenaar-opdrachtgever vaak niet over rozen gaat. Maar ondanks alles willen wij toch even onderstrepen dat zowel in Nederland als in België (ook in Wallonië) ontzettend hard gewerkt en enorm veel energie gespendeerd wordt door tal van kunstenaars (circa 750 in Nederland alleen) die hun werk ter verfraaiing aan het publiek aanbieden. Niet altijd met evenveel kans en sukses, niet altijd met produkten die alle eenzelfde hoog niveau nastreven. Konfrontatie gebeurt af en toe in België tijdens de door het ‘Sociaal en Economisch Instituut van de Middenstand’ ingerichte nationale zomertentoonstellingen, permanent ook te Brussel in het nu al wereldbekend geworden Design Center; in Nederland bestendig in het Prinsenhof Museum te Delft. Meer konfrontatie, waardoor natuurlijke selektie plaats zou vinden, dringt zich op. Intussen begint de scheiding tussen nut en schoonheid overbrugd te raken ook bij een steeds groter wordend publiek. Voorbeelden uit het buitenland trekken de aandacht, grote tijdschriften en magazines wijzen op vele mogelijkheden, de toenemende vrije tijd laat enige ruimte voor zelfwerkzaamheid en betere, ruimere prospektie, de kunstenaars zelf worden langer en beter geschoold, niet zelden ook in het buitenland, vele bedrijven en industrieën hebben het nut en de
betekenis ingezien van een eigen, fraai, aantrekkelijk en artistiek verantwoord voorkomen. Traag, gestaag en met stijgende belangstelling wordt aldus door het persoonlijke werk van deze kunstenaars en door de inspanning van deze organismen feitelijk gewerkt aan een stuk beschaving en levensverfijning.
Fernand Bonneure