o.a. bij Jean Delvin (die ook die andere humanist Frits van den Berghe onder zijn leerlingen geteld heeft), bezocht Parijs, eksposeerde vanaf 1914 in bijna alle steden van ons land en in heel wat voorname galerijen in het buitenland. Hij sprak over kunst, hij schreef zijn
Gissingen over de kunst ook neer en hij schilderde. We kunnen hem niet of moeilijk onderbrengen in een of andere kunstrichting. Er zijn van die kunstenaars die aan alle rubricering ontsnappen en veelal zijn dat belangrijke kunstenaars. Er zijn natuurlijk ook epigonen, habile nabootsers. Maar Boulez was stellig een grote, sterke persoonlijkheid. Een eerste kenmerk van zijn schilderkunst is de struktuur, een belangrijk element voor alle moderne schilderkunst. Vanaf zijn vroegste schilderijen tot zijn laatste (die eigenlijk abstrakt geworden waren) zien wij hoe de kunstenaar zoekt naar spanningen en in elkaar klinkende of uit elkaar spattende harmonieën. Deze strukturering verdoezelt hij niet. Hij onderstreept de bouw van zijn schilderij zelf met vaak zware, donkere kontouren. Struktuur en grafisme zijn volgens mij de sterkste zijden van deze kunst. Koloriet niet te na gesproken, maar men heeft bijna altijd de indruk dat deze schilderijen weliswaar pikturale kwaliteiten bezitten doch slechts als het ware op een tweede plan. Het kwam er de kunstenaar vooral op aan iets te zeggen met lijnen, met vaak grillige, ekspressionistisch deformerende lijnen en met grote, afwisselende donkere en heldere vlakken. Men kan kubisme vinden in zijn werk, analytisch of syntetisch al naar gelang de tematiek van het werk. Enige tijd heeft hij zeer dicht de zuivere matièreschilderkunst benaderd, wanneer hij zijn onderwerp als het ware nog maar schetsmatig in de verfmassa aanbracht, er in- of opkrabde en de zuivere taal van de verf liet spreken. Met dezelfde elementen, struktuur, evenwicht, spanning, grafisme ging hij ook de abstrakte kunst te lijf en hij realiseerde in deze, de
laatste periode van zijn leven, enkele bijzonder geslaagde schilderijen, waarin meer en meer ook het koloriet een determinerende en intrinsiek-verplichtende rol ging spelen. Was hij een twijfelaar? Ontbrak het hem aan durf om kleur te bekennen en zich uit te leven in een of andere tendens? Wie zal het zeggen? Wie zal het beweren van welk artiest ook? De kunst, eenmaal technisch en als métier bedwongen, gaat veelal de schilder zelf bij de hand nemen en hem soms leiden op wegen (van sprongen en geleidelijkheid) waar hij zelf nooit aan gedacht
Jules Boulez (1949).
had. Velen zijn er om dit te getuigen, als ze maar eerlijk zijn. Dat laatste, eerlijkheid, is een ander kenmerk dat wij betreffende Jules Boulez moeten onderstrepen. Hij schilderde voor zichzelf en voor zijn gezin, waaruit zijn enige zoon op eenentwintigjarige leeftijd werd weggerukt. George Minne was zijn leraar geweest, weeral een bijzonder pure, gedepouilleerde kunstenaar. Zijn medeleerlingen Albert Claeys en Albert Saverys, ook allebeide al overleden, werden zijn vrienden voor het leven. Hij had van al zijn vrienden en bekenden een hoge dunk, maar door geen van zijn kunstvrienden heeft hij zich als artiest laten beïnvloeden. Hij wilde persoonlijk zijn en blijven, en vooral zoeken. Zijn leven is een zoektocht geweest eenzaam, soms afgesloten en alleen hard werkend en derhalve niet de erkenning krijgend die hij verdiende. Hij heeft een grote produktie nagelaten waarvan vanzelfsprekend niet alle schilderijen op een zelfde peil staan. De tijd en de vergetelheid zal ze schiften, maar er zijn toch nog verschillende musea in den lande die geen werk van deze belangrijke kunstenaar in hun bezit hebben. (De provincie West-Vlaanderen bezit een zestal belangrijke werken van Boulez). Deze twee recente tentoonstellingen hebben in elk geval terecht weer eens de aandacht gevestigd op een kunstenaar wiens betekenis voor onze moderne kunstgeschiedenis nog niet ten volle onderkend is.
Fernand Bonneure
Jules Boulez (1952).