York, en via Barcelona opnieuw in Parijs (1930), waar zich mensen als Cocteau, Van Doesburg, Léger, Man Ray en Mondriaan onder de toeschouwers bevinden. Dit leidt tot zijn toetreding tot de beweging ‘Abstraction-Création’, waarvan Arp, Delaunay, Mondriaan, Pevsner e.a. reeds deel uitmaakten. Dan volgen in de jaren dertig de eerste galerie-tentoonstellingen, de eerste eksposities in musea en de eerste museale aankopen van de zogenaamde ‘motorische mobiles van Alexander Calder Jr, son of the noted sculptor A. Stirling Calder. Er volgen opdrachten en prijzen, o.a. de eerste prijs in een wedstrijd voor een plastiek in pleksiglas, georganiseerd door het Museum of Modern Art te New York. Zeer veel reizen, zeer veel tentoonstellingen... alle musea voor moderne kunst lijken reeds in de loop van de jaren veertig en vijftig een ekspositie van Calder gehad te hebben: de bekendste galeries van Amerika en Europa tonen zijn werk: in 1946 Galerie Louis Carré te Parijs met een inleiding van Jean-Paul Sartre: ‘... hoewel Calder niets heeft willen nabootsen, daar hij niet anders wilde dan gamma's en akkoorden van onbekende bewegingen maken, zijn de mobiles lyrische vondsten, technische, bijna wiskundige verbindingen en tegelijkertijd het tastbare symbool van de Natuur, die grote, ongrijpbare Natuur die het stuifmeel verkwist, en plotseling ontelbare vlinders doet opvliegen, en waarvan men nooit weet of zij de blinde aaneenschakeling is van oorzaak en gevolg, of de voorzichtige, voortdurend vertraagde, verstoorde en doorkruiste uitwerking van een Idee.’
Hij gaat in Frankrijk wonen (en woont daar nog - in Indre-et-Loire, bij Tours, 230 km van Parijs - in een huis, altijd vol vrienden en bezoekers), ontvangt de grote prijs voor beeldhouwkunst van de Venetiaanse Biennale, de Carnegie International Award, enz., enz., enfin er is geen suksesvoller curriculum denkbaar dan die van Calder... vele ateliers inmiddels, waar technici zijn werken uitvoeren dat de meester in model ontwerpt.
Die metode - of liever die wijze van werken en leven - is aan de recente werken af te lezen: zelfs de grootse werken schijnen gemaakt met het gemak van een vingerwijzing of van het uit karton geknipte ontwerp. Dat geeft aan de zogenaamde stabiles, de groep staande metalen toestanden die als kontroverse van de luchtige mobiles meer en meer gemaakt worden, die spontane en natuurlijke vorm: ze doen denken aan de trefzekerheid en de zwier waarmee de oude Matisse zijn kollages van vogels en bloemen knipte of deed knippen; het is het geluk van de beroemde (dus rijke en van goed bemande ateliers voorziene) kunstenaar dat hij zijn snel getekende inval in zware materialen kan realiseren, hetgeen aan de monumentale stabiles van Calder die verrukkelijke heldere tekening geeft. Hij schreef hun vorm vanuit de stoel, als een speelse arabesk in de ruimte... hij knipte op goed geluk en met het sensibele gemak van de ervarene het kleine model uit karton... nu staat in de tuin van het Stedelijk Museum de bijna zeven meter hoge stabile, die de naam kreeg ‘Guillotine pour huit’ (zie foto). De grootste tot op heden gemaakte stabile, ‘Soleil rouge’, meet 24 meter en werd geplaatst voor het olympisch stadion in Mexico in 1968.
Mobiles, stabiles, maar ook gouaches en tekeningen - en zeer prachtige gouaches - en tapisserieën vormen samen het uiteindeiljk uiterst rijke oeuvre van Calder, de nu een en zeventig jarige Amerikaan, wonend en werkend in Frankrijk... een rijke retrospektieve van een man die men graag zou willen kennen, als men leest wat zijn biografen vertellen:
Yaacov Agam in de kataloog: ‘Calder maakt diepe indruk door zijn wezenlijke eenvoud, zijn natuurlijke primaire kracht, zijn uitbundige levendigheid-vitaliteit, zijn aanstekelijke opgewektheid, en ook zijn persoonlijke wijsheid die in alles wat hij zegt doorklinkt. Elke zin is kreatie. Calder is zelfs in zijn spreken kunstenaar’. Tevoren heeft deze vriend-auteur verteld hoe Calder lijkt op zijn werk, dat hij mobile en stabile tegelijk is: zijn figuur is met 200 pond als een stabile, maar de levendigheid van zijn gebaren en gezicht als een mobile...
Hetgeen toch ook weer neerkomt op de woorden van de andere katalogus-inleider, Fernand Léger (uit Derrière le miroir, 1950): ‘groter tegenstelling dan die tussen Calder, een man van 200 pond, en zijn ijl, doorzichtig en speels werk, is nauwelijks denkbaar. Hij is als een zich bewegende boomstam. Hij verplaatst een enorme hoeveelheid lucht, en roept de wind een halt toe - nooit gaat hij onopgemerkt voorbij... binnen vier muren vormt hij een bedreiging voor alles wat breekbaar is. Buiten, in de harde wind, in de volle zon, is hij veel meer op zijn plaats.’
Vandaar: in het Stedelijk Museum te Amsterdam, binnen: een subtiele serie mobiles, tekeningen, gouaches en tapijten; buiten: monumentale, zwarte en toch sympatieke stabiles, goedmoedige wezens waar de kinderen op klimmen en waaronder wij zomaar lopen, en waarmee de maker bedoelt: ‘wat geluiden te verbinden met kleuren en vormen’.
Mr. Ton Frenken