Het Federalisme in België als grondwettelijk vraagstuk.
Het werd meer als tijd dat er een ernstige studie verscheen over het federalisme. Op het eerste gezicht lijkt dit werk van Rigo de Nolf, Lic. Politieke en Sociale Wetenschappen, Leuven, en graduate assistant Political Science Department, Kent State University, op perfekte wijze aan de gestelde verwachtingen te beantwoorden. Meer als de titel laat vermoeden, bevat het boek ook een algemene benadering van federalisme en een geschiedenis van de federalistische stromingen in België. De bruikbaarheid van het werk is verhoogd door vergelijkende tabellen, een zeer uitgebreide bibliografie, een personenregister en een zaakregister. De schrijver zorgde voor een uitvoerige samenvatting in het Engels en heeft niet geaarzeld in een apart hoofdstuk ook zijn persoonlijke standpunten uiteen te zetten in verband met het federalisme. Voeg daar nog bij dat hij Prof. Frans Van Mechelen, Minister van Nederlandse Kultuur en Prof. R. Derine bereid heeft gevonden om respektievelijk een ‘Woord vooraf’ en een ‘Ten geleide’ te schrijven.
De grootste verdienste van dit werk zit hem ongetwijfeld in de enorme massa feiten, teksten en bepalingen die de auteur verwerkte en niet in het minst in de sistematische vergelijking van de verschillende wetsvoorstellen van federale grondwet onderling en met andere ontwerpen en studies, vanzelfsprekend beperkt tot België.
Terecht mag ook gezegd worden dat de schrijver een aantal dooddoeners in verband met het federalisme (zoals: ‘De federalisten weten niet wat ze willen’ of ‘Federalisme is separatisme’) weerlegd heeft.
Om een zo duidelijk mogelijk idee te geven van de inhoud, som ik de titels op van de 5 delen van deze studie: deel 1: Algemene benadering van federalisme; deel 2: Geschiedenis van de federalistische gedachte in België; deel 3: Voorstelling van de federale ontwerpen; deel 4: Vergelijkende studie van de ingediende ontwerpen; deel 5: Beschouwingen rond het federalisme. Tot de 8 bijlagen behoren onder meer de volledige teksten van de voorstellen Truffaut en Van der Elst en de tekst van de voorstellen Vos en Grégoire voor zover de artikelen afwijken van de grondwet.
Rigo de Nolf toont zich in het laatste deel, waarin hij zijn eigen opvattingen weergeeft, voorstander van een oplossing sui generis. Het volgend citaat lijkt wel het best zijn opvatting weer te geven: ‘Het meest wenselijk is een pragmatische, empirische oplossing, nl. België geleidelijk vernieuwen en hervormen door kleine, snel op elkaar volgende aanpassingen’. (blz. 382).
Tot daar een summiere weergave van de inhoud van dit werk en mijn waardering die het verdient. De studie van Rigo de Nolf lijdt jammer genoeg ook aan een aantal ernstige gebreken, die zoveel te pijnlijker zijn gezien het enorme werk dat de schrijver ervoor deed en de grootse opzet van het werk. De voornaamste tekorten zijn m.i. de volgende:
1. Op vele plaatsen lijdt zijn studie aan overdaad en vertoont het een gebrek aan sinteze. Die overdaad werkt biezonder hinderlijk in het eerste deel, waar men vóór alles beknopte en heldere begripsverklaringen had verwacht. Het gebrek aan sinteze komt heel pijnlijk tot uiting in het hoofdstuk over de herlevende federalistische gedachte van 1945 tot heden. Voor deze voor het federalisme zo belangrijke periode heeft de schrijver zich vergenoegd met een uitgebreid kronologisch feitenrelaas van de Vlaamse Beweging. Daarbij is zelfs helemaal niet duidelijk welk het belang is van