voor het hele Vlaamse land niet toelaat. Anderzijds moet ook worden gezegd dat alle mogelijke faktoren die het leren van het Nederlands, dan in de bedoelde uitzendingen aan bod kwam, konden beïnvloeden en die niet alleen uit het programma voortvloeiden, omwille van het wetenschappelijk karakter werden uitgeschakeld. (Dit was o.m. het geval voor woorden die tijdens de periode van het onderzoek ook aan bod kwamen in de radio-rubriek Voor wie haar soms geweld aandoet van Dr. Marc Galle of in de taalrubrieken van de kranten.) Hierdoor werd het effekt van Hier spreekt men Nederlands vast enigszins onderschat.
Tenslotte moet men nog weten dat enkel de ‘passieve’ taalkennis van de kijkers onderzocht kon worden, daar het onmogelijk is het ‘aktieve’ taalgebruik van een groep personen te kennen in een niet-eksperimentele, d.w.z. hun natuurlijke situatie.
Welke zijn nu de effekten van Hier spreekt men Nederlands die door het onderzoek werden vastgesteld?
Het gunstig effekt van het programma is uiterst gering en statistisch zonder betekenis voor de totale populatie van tv-kijkers waarbinnen geen onderscheid wordt gemaakt naargelang van de frekwentie waarmee deze kijkers het programma volgen. Dit is allesbehalve verwonderlijk daar enerzijds een gedeelte der tv-kijkers het programma niet of slechts zeer toevallig volgt en daar anderzijds een gedeelte der aan te leren elementen van het Nederlands (woorden, zegswijzen...) reeds vooraf tot de passieve kennis van deze moedertaal der kijkers behoort. Dat geringe effekt kan dus geenszins als argument gelden voor het stopzetten der uitzendingen.
Uit een ander en o.i. belangrijker besluit van het onderzoek bleek immers dat kijkers die Hier spreekt men Nederlands met een vrij grote frekwentie volgen, aan de hand van het programma beduidend meer leren dan diegenen die het programma met een kleinere frekwentie volgen. Daarenboven leerden we uit het onderzoek dat de eerste groep kijkers duidelijk de intentie heeft door middel van het programma Nederlands iets te leren, terwijl de tweede groep eerder toevallige kijkers zijn: zij kijken omdat de televisie toch aanstaat.
Hierdoor is er alle reden toe te pleiten voor het verder programmeren van Hier spreekt men Nederlands - wat in het lopend tv-seizoen ook het geval is - temeer daar we ook weten dat de groep frekwent kijkende personen, d.w.z. personen die minstens twee uitzendingen per week zien, 36% is van de tv-bezitters. Heel wat programma's - en niet alleen vormende programma's - bereiken immers niet eens zó'n hoge kijkfrekwentie, laat staan een zo hoog percentage van geïnteresseerde kijkers.
In het onderzoek stelden we ook de vraag welke elementen het meest werden geleerd. Het was onze bedoeling de samenstellers hiermee inlichtingen te verstrekken die hen konden helpen om het effekt van het programma nog te vergroten. Zo werd o.m. vastgesteld dat de verklaring van zegswijzen - het waren er zeven in de onderzochte reeks uitzendingen - niet wordt geleerd. Een andere voorstelling van deze verklaringen zal hier eventueel toch resultaat kunnen opleveren. Ook werd vastgesteld dat de enige uitspraakregel - het betrof hier de uitspraak van ‘belangrijk’ - in belangrijke mate werd geleerd. Alleen verder onderzoek echter zou kunnen aantonen of dat positieve resultaat voor meer uitspraakregels geldt. Wat de aan te leren Nederlandse woorden betreft, tenslotte, was het duidelijk dat ze meer geleerd werden naarmate de woorden voor de kijker ‘nieuw’ waren. ‘Nieuw’ werden deze woorden genoemd die bij de kontrolegroep, ondervraagd voor het uitzenden van het programma, niet bekend waren. Reeds vrij bekende woorden daarentegen werden niet ‘bij’-geleerd, wat trouwens ook moeilijk had gekund.
Vermelden we ook nog enkele andere gegevens omtrent het programma die door middel van het onderzoek werden verzameld.
Wat betreft de beoordeling door de kijkers van Hier spreekt men Nederlands mag gezegd worden dat de meerderheid het programma goed vindt zoals het is. Immers, 39,6% vindt het aantal uitzendingen, 43,9% de duur der uitzendingen, 56,7% het tijdstip van uitzenden en 61% de inhoud van het programma ‘juist goed’. 58,2% vindt de presentatie van het programma ‘geslaagd’ of ‘zeer geslaagd’. Als voornaamste reden tot kijken naar Hier spreekt men Nederlands noemt 53,4%: ‘om veel of om op een aangename wijze bij te leren’ terwijl slechts 25,8% kijkt ‘omdat de televisie toch aanstaat’. 6,2% kijkt omdat het ontspannend is. Dit alles ligt in de lijn van de vrij grote populariteit van het programma die door herhaalde enquêtes in het populaire en onafhankelijk tv-weekblad Humo werd vastgesteld.
Verder blijkt nog dat wie veel naar televisie kijkt ook aanzienlijk meer naar Hier spreekt men Nederlands kijkt. Er werd ook een duidelijk verband vastgesteld tussen de frekwentie van kijken naar het programma en de intentie tot het leren van Nederlands door middel van het programma, die bij de kijkers aanwezig was. Er was echter geen enkel verband aan te tonen tussen het kijken naar Hier spreekt men Nederlands en het luisteren naar de gelijkaardige radio-rubriek Voor wie haar soms geweld aandoet, waaruit blijkt dat beide programma's een verschillend publiek bereiken.
Een verheugende vaststelling tenslotte was het feit dat 85,8% der ondervraagden een betere kennis van het algemeen Nederlands nodig achtten, terwijl slechts 3,9% deze kennis overbodig vonden. De overigen hadden hieromtrent geen mening. Hoewel het door het onderzoek niet met wetenschappelijke zekerheid aangetoond kon worden, mag men wellicht aannemen dat Florquin en zijn medewerkers in belangrijke mate hebben bijgedragen tot het tot stand komen van deze positieve houding t.o.v. het algemeen Nederlands in Vlaanderen.
Het spreekt echter vanzelf dat de bevindingen van het hier genoemde onderzoek, als hulp voor de samenstellers van Hier spreekt men Nederlands veel aan waarde zouden winnen indien ze ook door andere gelijkaardige onderzoeken bevestigd mochten worden. Voor een dergelijk verder onderzoek stellen wij voor dat de middelen beschikbaar gesteld zouden worden om het onderzoek op grotere schaal, o.m. in meerdere streken, bij meerdere beroepsklassen en over een langere periode te kunnen doorvoeren. Tevens zou het hierbij wenselijk zijn het effekt van elke aflevering en elk aan te leren element afzonderlijk vast te stellen. Hiervoor zou het onderzoek het best samen met een kijkonderzoek kunnen plaatshebben waardoor men van elke proefpersoon precies zou weten welke uitzendingen hij zag. Om echter de aandacht der proefpersonen niet eksperimenteel te verscherpen zouden deze geen weet mogen hebben van dit samengaan van beide onderzoekingen.
Dries Delrue, Sociaal-pedagoog