niet voldoende tot zijn recht komt -, zou ik een aspekt van het Nederlands in het Franse sekundaire onderwijs willen belichten, dat aan de aandacht van prof. Thys ontgaan is. Ik bedoel: het onderwijs in de Nederlandse afdeling van het Internationale Lyceum te Saint-Germain-en-Laye, even ten westen van Parijs.
In 1967 ging de toenmalige Nato-school van Saint-Germain-en-Laye over in een internationale school voor kinderen in de leeftijdsgroep van zes tot achttien jaar. Het Franse ministerie van onderwijs zou de school beheren en aan alle leerlingen een Frans onderwijsprogramma aanbieden.
Een van de grondslagen van de school werd tevens, dat het niet-Franse kind de gelegenheid moest hebben onderwijs te volgen in zijn moedertaal, buiten het officiële Franse staatsprogramma om. Dit z.g. nationale onderwijs vindt plaats gedurende 6 uur per week onder leiding van docenten die afkomstig zijn uit het land waarvan ze de taal doceren.
Voor de Nederlandse kinderen van de school (er zijn er nu ongeveer 80 ingeschreven) riep het Nederlandse ministerie van onderwijs en wetenschappen een Nederlandse afdeling in het leven, d.w.z. het Nederlandse Rijk benoemde onderwijzers en leraren, die de opdracht kregen onderwijs te geven in de Nederlandse taal en letterkunde, in de vaderlandse geschiedenis en in de aardrijkskunde van Nederland.
Al gauw bleek, dat lang niet alle Nederlandse kinderen in Frankrijk Nederlandstalig waren gebleven. Veelal konstateerden we, dat het spreken van de moedertaal beperkt was gebleven tot de huiselijke kring en zelfs dat nog niet altijd. Door het ontbreken van Nederlandstalig onderwijs (de gunstige uitzonderingen van dr. Fessard en van het Nederlandse internaat Paridon daargelaten), was het Nederlands tot een bedenkelijk peil gedaald: een soort Nederlandse variant van het franglais, dat prof. Etiemble zo scherp aan de kaak stelde.
Daarom besloot de Nederlandse afdeling twee verschillende Nederlandse programma's te verzorgen: een voor Nederlandstaligen en een ander voor Franstaligen.
De eerste groep, die der Nederlandstaligen, wordt voorbereid op een internationaal bakkalaureaat. Dit eksamen bevat, naast de gebruikelijke vakken van het Franse eindeksamen, opgaven in de Nederlandse taal en letterkunde en in de geschiedenis van Nederland. Deze Nederlandse eind-eksamenopgaven worden opgesteld door een Nederlandse inspekteur van onderwijs. Ze zijn kwa niveau vergelijkbaar met de eksamenstukken van een eindeksamen HBS of Gymnasium. Het Nederlandse eksamengedeelte van het internationale Bakkalaureaat wordt afgenomen door een Nederlands rijksgedelegeerde.
De waarde van dit internationale eksamen is voor de Nederlandse leerlingen zeer groot: de Nederlandse leerling heeft door zijn kennis van zijn moedertaal een volwaardige kans van slagen in het Nederlandse hoger onderwijs. Weliswaar opent ook het Franse bakkalaureaat de deuren van de Nederlandse universiteit en hogeschool, maar de gebrekkige kennis van het Nederlands en de eenzijdige Franse opvoeding van de Nederlandse leerling in het Franse sekundaire onderwijs maken zijn overgang naar het Nederlandse hoger onderwijs tot een waaqstuk, dat veelal tot mislukken is gedoemd. Het is niets nieuws te zeggen, dat de kennis van een taal verband houdt met het begrijpen en waarderen van de mentaliteit die deze taal met zich meebrengt. De Franse school verfranst de Nederlandse kinderen dermate, dat ze de levenssfeer van hun eigen moedertaal vaak niet meer aanvoelen, en dat zij bij terugkeer naar Nederland de ‘geestelijke’ aansluiting missen. Een dergelijke negatieve balans is bij het internationale bakkalaureaat uitgesloten, afgezien nog van het feit dat de volledige tweetalige opleiding andere grote voordelen biedt, die in het kader van dit korte artikel niet behandeld kunnen worden.
Naast deze geprivilegieerde leerlingen telt de Nederlandse afdeling ook Franstalige Nederlanders. Vanaf de 5ème (ongeveer het peil van de Nederlandse brugklas Mavo-Havo-Vwo) krijgen deze leerlingen 6 uur per week les in het Nederlands. De bedoeling van dit Nederlandse onderwijs is, deze leerlingen terug te winnen voor het Nederlandse taalgebied.
Er zijn plannen om in deze lessen ook Franse kinderen toe te laten om op deze manier leerlingen op te leiden die later het Nederlands aan de Franse universiteiten in betekenis kunnen doen toenemen. Juist deze toeloop vanuit het sekundair onderwijs wordt door prof. Thys zo sterk verlangd. Wij hopen, dat onze school de basis mag leggen voor dit eksperiment, zodat hopelijk op niet al te lange termijn het Nederlands als volwaardige taal in het Franse sekundaire onderwijs zal worden erkend.
drs. N.G. Lens