Luister van de renaissance en de barok te Brugge.
Sedert 1964 levert Brugge met de Internationale Muziekdagen een eigen en specifieke bijdrage in het Festival van Vlaanderen. Vrij van een snobistische modesfeer, die andere festivaleksploten soms kleurt, heeft Brugge zich jaar na jaar gekoncentreerd op een bepaald facet uit de oude muziek. Nadat tijdens de voorbije jaren het hoofdaksent was gelegd op de orgel- en klavecimbelmuziek en op het patrimonium van de Nederlandse polyfonisten, stonden de koncerten van dit jaar in het teken van de Luister van de renaissance en de barok. Daarbij werd de aandacht vooral gericht op de muziek uit de Latijnse wereld, geprezenteerd door eersterangs ensembles uit verschillende landen: o.m. Monteverdibladzijden door het befaamde Monteverdi-Chor uit Hamburg, Spaanse muziek door de Choral San Jordi uit Barcelona, Franse dansen en madrigalen door La Ménestrandie de Paris, Italiaanse muziek door I virtuosi di Roma en het Coro da Camera della RAI. Uit de veertiendaagse overvloed hebben wij enkele koncerten gekozen.
Voor hun programma van Spaanse polyfonie had de Choral San Jordi uit Barcelona naast bladzijden van J. del Encina, J. de Escobar en P. Rimonte uitsluitend werken van anonieme Spaanse meesters uit de 14e en 16e eeuw gekozen... om in de toon te blijven van de ekspositie van Anonieme Vlaamse primitieven? De dirigent, Oriol Martorell, maakte er koorjuweeltjes van. Op een voorbeeldige wijze modelleerde hij de polyfone lijnen en speelde daarbij met klank, kleur en tempo zonder zich te vergalopperen in amuzikale eksessen. Het Spaanse ensemble had zich opgesteld in een brede waaier, en - tegen alle koorgewoonten in - niet gegroepeerd per partij, doch afwisselend een mannen- en een vrouwenstem in kwartetformatie. Het resultaat was revelerend en de uitvoering werd onafgebroken gekenmerkt door een bewonderenswaardige en elastische klanksonoriteit en door een feilloze homogeniteit van de koorklank.
In het Memlingmuseum koncerteerde het Renaissance Ensemble Pöhlert uit Mannheim. Ondanks een vrij hoekige direktie van Werner Pöhlert vergastte dat ensemble de vele luisteraars op een vloeiende en bontgekleurde voordracht van o.m. dansen van M. Praetorius, T. Susato, E. Widmann, J. Dowland. Overeenkomstig de uitvoeringspraktijken uit de renaissance werden die nummers steeds in een wisselende ad-libitumbezetting voorgesteld. Buiten de twee zangsolisten beschikt het ensemble over een blokfluiten- en een luitenkwartet, een gamba, twee kromhoorns, orgelpostitief, klavecimbel en slagwerk. Met een dergelijk instrumentarium, waaraan men in de toekomst beslist nog enkele koperen blaasinstrumenten en verder zinken, pommers en dulcianen zou moeten toevoegen, kan men vrij gemakkelijk een verantwoorde bezettingsvariëteit verkrijgen. De dirigent had anderzijds zoveel mogelijk gestreefd naar een evenwichtige groepsorkestratie, wat wel typisch was voor die tijd. De vertolkers hadden de oorspronkelijke partituur herhaaldelijk opgesmukt met, hoewel vaak stereotiepe, versieringen. Hoogtepunten uit dat renaissancekoncert waren de interpretaties door het luitenkwartet. Doordat die vier instrumentalisten wondergoed op elkaar afgestemd waren en een virtuose vertolking paarden aan een veredelde sonoriteit fascineerden zij het publiek met hun uitvoering van o.m. enkele fragmenten uit de Tabulatur des Jan de Lublin (1540): een artistokratische kamermuziekstijl van het hoogste gehalte.
Sedert verleden jaar heeft de Europese Federatie voor Jonge Koren aan het Brugse festival een koorontmoeting gekoppeld. Een 200-tal deelnemers uit verschillende landen groeperen zich in koorateliers, waar zij gedurende een hele week