Gaaf estetische vorm.
Men rekent Frans Masereel tot de ‘vijf groten’ van de Vlaamse grafische kunst, samen met Jan en Jozef Cantré, Henri van Straten en Joris Minne. De Cantré's hebben altijd ekspressionistischer gewerkt, Minne en Van Straten hebben zich slechts langzaam en moeizaam kunnen losmaken van de invloed van Masereel, die niet in ons land was, maar wiens werk de wereld door bekend werd. Bij Frans Masereel primeert de inhoud van het werk: de idealistische humanist spreekt zijn eigen taal, maar zijn werk is eerst taal. Die taal spreekt hij echter ook met de vormelijke eigenheden van zijn houtsneden. Reeds in zijn schilderijen, waarvan er te Blankenberge enkele merkwaardige te zien waren, ziet men ook in de vorm die ongehoord krachtige spanning. Steeds is zijn werk geladen door diezelfde verende spanning, die hij zowel in statische, grotere vlakkomposities als in vibrerende trilling van zenuwachtige trekjes, opvoert tot een krachtig van binnen uit geleid ritme. Vormelijk is er dan ook geen scherpe evolutie te onderscheiden in het werk van Masereel. Wie de Politische Zeichnungen of de 25 Images de la Passion d'un Homme (1917) legt naast recent werk als Mijn Land of de houtsneden voor Streuvels' De Vlaschaard ziet niet alleen onmiddellijk de hand van dezelfde meester, maar ontwaart eenzelfde instelling tegenover het grafisch, plastisch probleem. Een landschap, een passus uit een verhaal, een gelaatsuitdrukking, het licht van zon of lamp, een figuur behandelt hij steeds krachtig, soms ruw, maar altijd met eenzelfde overgave en begeestering tegenover de glorie en het avontuur van het witte blad. Nu en dan in zijn evolutie zien wij wel dat hij licht overhelt hetzij naar kubisme, hetzij naar ekspressionisme doch Masereel is zo duidelijk zichzelf, zo meester van zijn kunnen en kunde, dat hij door alle tijdelijke verschijningsvormen van de kunstevolutie, meer dan veertig jaar lang, een
eigen spoor getrokken heeft. Zijn teken is hard en vurig, het spreekt de taal van de hoogste kontrasten: zwart en wit. Met deze twee diametrale waarden heeft hij werkelijk gegoocheld: de mens in de stad, de vrouw als schepping, als lichaam, als weelderige voortbrengster, als boegbeeld van de mensheid, de Promoteusfiguur in een stad van wolkenkrabbers, de rode vlaggen in het hart van Gent, het vissersleven, de zee met duizend geheimen, het land Vlaanderen: al deze en nog zo vele andere tema's, steeds in dezelfde taal verwoord, hebben deze kunstenaar verheven tot een internationaal erkend en gewaardeerd meester van de grafische kunst. Zijn xylografische prenten en beeldboeken, zijn dekors, mozaïeken en filmontwerpen, zijn schilderijen zijn allemaal hard en mild, direkt en leesbaar, overrompelend en aanhalend. Zijn leven staat in het teken van Walt Whitman's gevleugeld woord: ‘Behold! I do not give lectures, or a little charity: When I give, I give myself!’
Fernand Bonneure
Baadster (1938) door Frans Masereel.