dig geval is het immers dat deze kunstenaar geometrisch opgebouwde schilderijen maakt, met ruit- of kruisvormen, of koncentrische komposities, maar dat zijn koloriet aan het geheel een atmosfeer van warmte en grote gevoeligheid schenkt. Het lijkt wel dat de kunstenaar zelf het harde, snijdende van zijn vormen, door kleurverschuiving of -ineenvloeiing wil temperen en aantrekkelijker maken. Hij bereikt daardoor een effekt van trillingen en fluktuaties die andere artiesten tans met beweging of een buiten het schilderij evoluerende lichtbron bereiken. Zo bekeken lijkt deze schilderkunst niet alleen poëtisch, zacht, lief en bekoorlijk, maar ook rijk, want vatbaar voor verschillende interpretatie. Vragenstellend ook, en dat lijkt mij nog altijd een goed kriterium bij het beschouwen van schilderkunst.
De tentoonstelling die rond de drie werken van de laureaat en de prestigewerken van de vorige prijswinnaars werd ingericht, bood een dubbel uitzicht: enerzijds hebben de twee jury's de aanhangers van de geometrische kunst onder de arm genomen en anderzijds hebben ze de eksperimenteerders van de objektkunst goed bedacht. Opnieuw valt het op hoe de grenzen tussen de verschillende kunsten en in de disciplines tussen de diverse tendensen vlug (en definitief?) aan het vervagen zijn. De vilten reliëfs van André Bogaert zitten werkelijk te paard op schilderij en skulptuur: men vraagt zich daarenboven af hoe het met de duurzaamheid van zulke werken gesteld is. Er zijn dan mensen die zeggen dat een kunstwerk niet lang hoeft mee te gaan, net zoals men tans een huis maar voor één generatie bouwt, doch wij menen nog altijd dat hoe dan ook een kunstwerk (in een interieur) gemaakt moet zijn ‘om mee te leven’, korte of lange tijd en liefst lange tijd, want zolang men met een kunstwerk een dialoog kan aangaan, zolang blijft het zijn waarde behouden. Een ander voorbeeld van verschuiving is een figuur als Hans Persoons, een jonge Antwerpenaar, die in ongeveer alle overzichtseksposities tans aanwezig is met Landuytachtige popkopjes, soms bloederig in elkaar gedrukt (zoals te Gent in
Beelden in het Zuidpark) en soms gekombineerd met een geometrisch abstrakt schilderij (zoals te Knokke). Het resultaat is verre van onaardig, want de kombinatie van diverse instellingen - de surrealistisch aandoende poppen en kopjes, zeer gedetailleerd en barok uitgewerkt en eerder koude, zeer precieze vlakken
Kompositie door André Beullens.
en vormen - lijkt een verrijking van het kunstwerk, op voorwaarde dat het evenwicht bewaard blijft. En Persoons slaagt daar in, in de enkele werken altans die wij van hem al zagen. De ekspositie te Knokke bood mogelijkheden te over tot meer van dergelijke vergelijkingen.
Ook Oostende heeft zijn Europaprijs voor Schilderkunst getoond. 541 kunstschilders uit 15 landen van de Europese gemeenschap hebben meegedongen. Bram Bogart kreeg de prijs voor zijn hevig gekleurde, dik in de cementpasta zittende en ruw afgewerkte komposities. Er zit weinig nieuws in deze uitverkiezing. Bogart is ten slotte een vertegenwoordiger van de ‘art brut’ met hier en daar een geometrische impuls en het is nu zeker al jaren dat deze kunstenaar op dezelfde wijze werkt. Deze 48-jarige Nederlander, die tans op een kasteel woont te Ohain bij Brussel, is een vereerder van Permeke en onvoldaan over de Cobratendens, die hij meegemaakt heeft, werkt hij tans, sinds 1961 ongeveer, impulsief en zeer intens zoekend naar een eenvoudige monumentaliteit, mannelijk en krachtig geladen en naar een even eerlijke als simpele kleurenekspressie. Deze kleuren zijn nu, wellicht onder invloed van de pop-art, nog schreeuwender en zelfs door tegenstelling af en toe als het ware fosforescerend geworden. In de tentoonstelling, werk van een tachtigtal schilders, die te Oostende deze laureaat omringde, vinden wij eveneens de meest tegengestelde richtingen vertegenwoordigd: nieuwrealisme (Atila), objektkunst (Bruyneel), de koudste abstraktie (Van Doorslaer), tot en met de naïeve of anekdotische kunst (de Engelse Kalima Nalecz, de Griek Georges Joannou en de Deen Svend Immanuel) en de van ouds bekende ekspressionistische uitschieters (Frederic Dufoor uit Brussel, en de IJslandse Matthea Jonsdottir). Van alles wat dus: een perfekt en overi-