natuurbeschrijvingen in
De Vlaschaard of in andere werken, vooral uit de eerste periode, waar bladzijdenlang - zo wordt gezegd - met overdadige preciseringszucht geschilderd wordt. Inderdaad, het opvallend trage ritme van Streuvels' bekendste boeken is te wijten aan slepende konterfeitsels van lucht en zon, wind en aarde. Naar men zegt, heeft onze levensstijl zich dermate gewijzigd dat wij er de natuurnabijheid van iemand uit Streuvels' generatie bij hebben verloren. Zelfs een boer uit Zuid-West-Vlaanderen moet nu het ‘gelochte’ anders zien dan Vermeulen of Jan Vindeveughel. In dit opzicht is Streuvels' werk ongetwijfeld ‘gedateerd’ in de geschiedenis, niet alleen van onze letterkunde, maar van de kultuur zonder meer. Wij hebben moeite om onze sensibiliteit af te stemmen op de trage eentonige wenteling van elementen en seizoenen waaraan het lot van een hoofdzakelijk agrarische gemeenschap overgeleverd zou zijn. Dit schept ongewild afstand tussen ons en Streuvels. De evolutie van de literatuur, vooral na de tweede wereldoorlog, toont een steeds scherper wordende koncentratie van de interesse op de mens en de meer rationaliseerbare én manipuleerbare faktoren die zijn lot bepalen. De aandacht van de hedendaagse romancier is naar binnen gekeerd en op de analyse van inwendige of zelfs ondergrondse psychische roerselen toegespitst. Of hij analyseert de sociokulturele kontekst van de hedendaagse mens, detekteert kwalen en gevaren die de mens verkleinen, maar waartegen hij zich met al de middelen van zijn vernuft, zijn voorzieningen en de mirakels van de technologie verzetten kan. Hij engageert zich, is links (of averechts) en is vooral kosmopoliet, want zijn interesse voor wat de wereld beroert, kent geen grenzen. Welnu, ik kan mij voorstellen dat zo'n schrijver (of lezer), die Streuvels dan nog slechts van horen zeggen kent, meent van de man van het Lijsternest niet
veel meer te kunnen opsteken. Het is waar dat Streuvels geen uitblinker was in de psychologische analyse. Hij stelt zich tevreden met summiere typeringen met behulp van grove, kernachtige trekken of schept wezens als Mira uit de Waterhoek die eenvoudig aan elke psychologische afstempeling ontsnappen. Misschien heeft een boerse pudeur hem van het besnuffelen van het innerlijk à la Proust afgehouden, maar in elk geval ligt zijn genie als schrijver beslist niet op dat vlak. Daarnaast hebben wij van Streuvels geen roman gekregen over de oorlog, noch over de derde wereld, de industrialisatie, het fabrieksproletariaat, de holdings, de politiestaat, de atoombom. De opsomming klinkt vreemd, maar ik heb de indruk dat mensen die een broertje dood hebben aan de ongelezen Streuvels, hem dat misschien ten laste leggen. Ik denk zelfs dat zij met hem verveeld zitten, omdat zij zich afvragen of hij links of rechts stond, schreef of schoot.
Bovendien hebben wij misschien om Streuvels echt te kunnen smaken, onderweg te veel feeling voor taalkreativiteit verloren. In onze hyperhygiënische ABN-gemeenschap zijn wij geneigd Streuvels' proza als een kuriosum te beschouwen wegens zijn leuke dialektismen en onbollige archaïsmen. Inderdaad, het wordt tijd dat er werk gemaakt wordt van de studie van Streuvels' taal, of deze handikap wordt zo groot als onze vervreemding van zijn natuurmilieu. Maar we hebben wat lichtzinnig het gevoel voor stijlschoonheid laten varen, waarvan de impressionisten uit Streuvels' vormingsjaren een erezaak maakten. Wat wij nu als overgekomponeerd ervaren, gold voor hen als een belangrijk kriterium van schrijfkunst, nl. de macht over de taal. Streuvels heeft naar het voorbeeld van de Tachtigers en de Van Nu en Straksers in zijn taal, het Vlaams, gedolven en gewroet, hij heeft erop ‘gewrocht’ als Vindeveughel op zijn zure akker, en er ekspressieve en estetische effekten uit gewonnen die men nu in ons veel meer gestroomlijnd Nederlands voor onmogelijk zou houden. Ook die woordkunstmanie van Streuvels moet genuanceerd worden. Zijn geweldige ‘uithalen’ in de taal, zijn zij niet het stilistisch-taalkundig spiegelbeeld van zijn weidse visie op de mens en zijn lot? Streuvels' stilistisch geweld is zelden ijle schoonschrijverij of pronkzuchtige kunst om de kunst geweest. Hij trachtte integendeel de oerkracht van de elementen die in zijn visionaire optiek de lotsbeschikking van de mens bepalen, in een adekwaat evenbeeld van oerkrachtige woorden te suggereren. Streuvels kon niet schrijven: ‘De zon scheen en het was 14.30 u.G.M.T.’, als Rik uit
De Oogst door het zonnegeweld neergebliksemd moest worden. Ook was zijn taal, zoals zijn hele wezen, zó hecht met zijn volk verbonden, dat hij als schrijver niet zo maar een ‘nieuwkuisjasje’ kon aantrekken. Hij schreef zoals hij was, als
Stijn Streuvels met Frans Masereel, die de lukse-uitgave van De Vlaschaard illustreerde (1965).
een man van zijn volk, zijn milieu en zijn streek. Streuvels' werk is een van de waarachtigste getuigenissen van trouw van een Vlaming aan zijn Vlaanderen.
De niet voldoende gekende Streuvels is de auteur van een aantal onmisbare boeken (het mogen er voor mijn part gerust maar vier of vijf zijn, waarin hij het lot van de mens in de ontmoetings- en spanningszone van vrijheid en determinisme scherp doorzien heeft. Dé centrale intuïtie in Streuvels' zeer geschakeerde werk is wellicht wel dat verlangen naar bevrijding in de meest uiteenlopende opzichten. Zijn boerenromans tonen de strijd van koppige, zelfbewuste maar in de grond tragisch-machteloze mensen tegen onwrikbare wetten die de fatale wentelgang van hun leven bepalen. Zijn