Rijke muziekschat in de Antwerpse konservatoriumbiblioteek.
Na meer dan een jaar onderbreking ten gevolge van de verhuizing uit de vervallen gebouwen aan de Sint-Jakobsmarkt naar het splinternieuwe kompleks door architekt Stynen ontworpen op de Desguinlei, werd de biblioteek van het Koninklijk Muziekkonservatorium van Antwerpen onlangs opnieuw opengesteld voor het publiek. Al beschikt de biblioteek nog steeds niet over de geplande specifieke ruimte - die werd slechts voorzien in de tweede bouwfaze - toch heeft men in één van de grote auditoria een noodoplossing kunnen vinden, waardoor reeds zeventig procent van de totale muziekschat uitgestald kon worden. En dat betekent reeds een hele rijkdom, want de biblioteek van het Antwerpse konservatorium beschikt op dit ogenblik over meer dan 200.000 boekdelen, zodat ze terecht als één van de belangrijkste konservatoriumbiblioteken in ons land, en zelfs ver daarbuiten beschouwd mag worden.
Die vooraanstaande plaats heeft ze ongetwijfeld te danken aan het efficiënte wetenschapswerk en de intense arbeid van haar bibliotekaris, professor dr. Piet Nuten, verbonden aan de universiteit van Gent, lid van de Koninklijke Vlaamse Akademie, De-Montespecialist, musikoloog van internationale bekendheid en aktief werkzaam in een dertigtal verenigingen voor muziekgeschiedenis.
In tegenstelling tot andere konservatoriumbiblioteken, die een jaarlijkse aanwinst van drie- tot vierhonderd boeken registreren, boekt de biblioteek van het Antwerpse konservatorium jaarlijks een aanwinst van ongeveer vierduizend werken. Door persoonlijke kontakten met verschillende buitenlandse antikwariaatsfondsen is dr. Piet Nuten erin geslaagd unieke verzamelingen zoals de beroemde Denkmäler en de Gesamtausgaben te vervolledigen. De biblioteek bezit, naast studiewerken, handboeken, partituren en tijdschriften ook een schat van oude drukken, inkunabelen, handschriften en manuskripten van Vlaamse komponisten.
Tot de oudste pronkstukken behoren enkele antifonaria, die dateren uit het midden van de veertiende eeuw; verschillende stemboeken uit de renaissance, waaronder een eksemplaar met de chansons van Nicolas de la Grotte, in 1575 uitgegeven bij Leroy en Ballard te Parijs; het enige eksemplaar van het Beyaert-Boek (1746), een verzameling andanten, marsen, dansen enz. van Johannes de Gruytters, Beyaert ofte Klok-Spilder der Stadt en de Cathedraele tot Antwerpen, één van de tien bekende eksemplaren van de eenstemmige Souterliedekens, zoals die in 1540 door Symon Cock te Antwerpen met proloog en register in tweekleurendruk werden gepubliceerd; een groot aantal prachtige en originele drukken van Franse opera's uit de tijd van Lodewijk XIV; verder meer dan vierduizend waardevolle manuskripten van onze Vlaamse toondichters, enz.
Die rijkdom groeit nog gestadig aan door belangrijke giften en legaten van muziekleraren, mecenassen, vrienden van het konservatorium of van de bibliotekaris e.d., die dikwijls de hele inhoud of een belangrijk gedeelte van hun rijke, persoonlijke biblioteek schenken aan het konservatorium. Zo kwam de konservatoriumbiblioteek in het bezit van de werken van de vader van de beroemde dirigent André Cluytens, de werken van Oscar Van Durme, van Hendrik Van Schoor e.a., de manuskripten van Emiel Wambach en Lieven Duvosel, en een groot aantal oratoria en orkestwerken met volledig materiaal in splinternieuwe staat, geschonken door een oud-leraar van het konservatorium, Renaat Van Zundert. En die lijst zou eindeloos uitgebreid kunnen worden.
Jammer genoeg zijn er nog heel wat fondsen en archiefdepots die wachten op katalogizering. Plannen voor de toekomst zijn er genoeg, maar - zo verklaarde Piet Nuten onlangs - ‘die zullen afhangen van de beschikbare werkkrachten en ik hoop dat men van ministeriële zijde en in het departement van Nationale Opvoeding en Kultuur eens terdege tot het bewustzijn zal komen, dat men voor een gespecializeerde biblioteek zoals de konservatoriumbiblioteek er een is, een beroep moet doen op mensen, opgeleid in het vak. En in de eerste plaats denk ik hier aan onze studenten in de muziekwetenschap. Zij hebben hier een arbeidsveld, niet alleen zeer nuttig, maar uiterst vruchtbaar om het materiaal ten dienste te stellen van leraars-professoren, en trouwens van de ganse gemeenschap.’
Hugo Heughebaert