Willem Kersters.
Kersters wordt verder gekenmerkt door een aforistische motiefordening, die soms in sekwensvorm uitgebouwd wordt tot lyrische frazen, en door een tematische eenheid, niet enkel in de drie afzonderlijke delen, maar zelfs over het hele werk. De tema's waarop elk deel gebouwd werd, vertonen inderdaad en homoloog kopmotief.
Het eerste deel van de symfonie - Het Visioen - verklankt Johannes' visioen op het eiland Patmos. Na een soort atmosferische inleiding met een solistisch uitgebouwde orkestratie wordt het boek met de zeven zegels geopend, wat in zeven doorlopende episodes gesuggereerd wordt. Daaronder zijn twee langere taferelen, die in een geweldige klimaks van het orkest zijn gekonstrueerd. Op een suggestieve wijze interpreteren zij de tekst, die spreekt over dood en aardbeving.
In het tweede deel, De zeven engelen, blaast elk van de zeven engelen op een bazuin, en telkens wordt een nieuwe plaag over de aarde uitgestort. Het bazuingeschal is een motief van zeven tonen (bes - a-cis - d - b - c - as). Elke regel begint met een nieuwe noot uit de reeks; nadat de zeven engelen hebben geblazen, verschijnt de reeks opnieuw in haar oorspronkelijke staat. Dit middenluik is het belangrijkste deel uit het werk. Zonder uitbundig geweld of oppervlakkig geraas heeft de toondichter de verschillende plagen in een scherp getekende freskostijl gesuggereerd.
Het derde deel, Het hemels paradijs, suggereert de vreugde en het geluk van de stad Jeruzalem na het Laatste Oordeel. Na enkele mooie, solistische frazen wordt op een laag uitgesponnen en opstijgende melodie de opgang naar de grote, heilige berg voor de geest geroepen. De symfonie eindigt in een serene, lyrische sfeer van hemelse rust.
Hugo Heughebaert