Pierre Alechinsky.
Le passage du col (1968) door Pierre Alechinsky.
In het bekende boek van Pierre Delevoy ‘La Jeune Peinture Beige’ (1946) wordt de naam Pierre Alechinsky nog niet genoemd; in de ‘Winkler Prins van de Kunst’ (1958) is men naar het andere uiterste overgeslagen; daar geeft men zelfs al een sterfdatum voor Pierre Alechinsky op. Hoe springlevend deze kunstenaar is, kon iedereen vaststellen in de grootste tentoonstelling te Brussel in het Paleis voor Schone Kunsten (januari-februari 1969), een tentoonstelling die later naar Kopenhagen en naar Düsseldorf doorreist. Zestig grote, indrukwekkende schilderijen, die meteen de bijzonder eigen plaats van deze kunstenaar in het hedendaags artistieke avontuur aanwijzen. Alechinsky is, naar onze mening, de eeuwige, zeer gevoelige en verstandige improvisator. Hij is een grafikus, werd daarvoor in het Ter Kameren Instituut te Brussel opgeleid; hij kent de waarde, de zin, de betekenis van het geschrift, van het teken in de hedendaagse kunst. Er is natuurlijk een hele kunstgeschiedenis van het teken in de schilderkunst te schrijven, maar toch hebben in de laatste decennia kunstenaars als Soulages, Capogrossi, Hartung, Mathieu de sinjaalkunst gerehabiliteerd. Alechinsky is er zeker niet aan ontsnapt, en hij is tegelijk veel verder gegaan. Hij heeft trouwens de Japanse kalligrafie uitvoerig bestudeerd en over dit onderwerp zelfs een film gemaakt. Alechinsky werd in 1927 te Brussel geboren en woont sinds 1951 te Parijs. Wij moeten in zijn werk niet zoeken naar geografische bindingen; hij kan overal wonen en zal overal de toon van deze tijd met zijn werk kunnen treffen. De onlangs overleden dichter en monnik Thomas Merton heeft in zijn in 1947 te New York verschenen boek ‘Figures for an Apocalypse’ geschreven: ‘Een echte esthetische belevenis is iets, dat niet alleen het bereik van de zintuigen, maar ook dat van het verstand te boven gaat. Ze is de suprarationele schouwing van de volmaaktheid der dingen. Haar onmiddellijkheid
overtreft de snelheid van de redenering en laat elke analyse ver achter zich.’ Wij weten natuurlijk wel wat er allemaal tussen droom en daad staat en tussen teorie en praktijk, doch wij geloven toch wel dat Mertons uitspraak van toepassing kan zijn op het werk van Alechinski. Zijn werk biedt een aanblik van hoge snelheid, van densiteit, van een apart en intens leven. Hij heeft in zijn jeugd naar het schijnt wel enige hang naar het surrealisme vertoond en men kan dit aan het werk van nu nog zien. Hij is een verteller, met een voorliefde voor de goedgekruide anekdote (zie de stripverhalen die als opgeplakte kranten de lijst om zijn schilderijen vormen). Zijn kunst is opgewekt en blij; wij beweren niet dat Alechinsky helemaal probleemloos zou werken of deze instelling tegenover zijn kunst zou hebben, maar wij geloven dat zijn werk als een bevrijding werkt en in een gewaad van optimistische levensaanvaarding gekleed gaat. Of moeten wij in de symboliek van de kleuren niet meer geloven? De druptechniek van de action painting zien wij hier vermengd met de vinnige Cobra-inzet (Alechinsky was trouwens lid van de Cobra-beweging en vormde met Christian Dotremont de BR (Brussel) tussen Kopenhagen en Amsterdam), en Corneille- en Karel Appelingrediënten. Alechinsky werkt zowel in zwart-wit (in dit geval met zeer krachtige vormen en enkele steeds terugkerende tekens) als in een opvallend levendig koloriet: groen op blauw, oranje en roden komen hier voor en nogal dikwijls in een bevreemdende omkadering. Alechinsky is waarschijnlijk de