beeldende kunst
Overzichtelijk.
Twintig jaar na een ietwat scharrelend verkennen van het kunstgebeuren, dat alle kunstenaars in ons land vlak na de oorlog hebben ondernomen, is men nu aan de overzichten toe. Wat werd er sinds de oorlog in dit land aan schilderkunst gepresteerd? Hoe hebben onze schilders zich verhouden tegenover de wel erg determinerende en vaak nivellerende invloeden die van buitenuit en van overzee op hen afkwamen? Hebben ze zich in een bepaalde eigenheid vertoond, duidelijk verschillend van de artiesten in andere landen? Kunnen er dominanten worden gevolgd in de kwaliteit van hun werk? Strekkingen en tendenzen? Kan men een voorspelling maken voor de toekomst?
Verschillende tentoonstellingen hebben de laatste weken en maanden bewust of minder bewust een antwoord gebracht of gepoogd te brengen op al deze vragen. Is een periode van overzichten ook een moment om een periode af te sluiten? Zullen wij binnenkort moeten zeggen dat de tijd van de eigenlijke schilderkunst-an-sich wel degelijk achter de rug ligt? Dat wij tans een tijd intreden van kunst-met-nog-iets-erbij? Muziek reliëf, omgeving, klimaat, electronica, impulsen, entertainment? Volstaat of volstond. de zuivere schilderkunst, zoals zij sinds eeuwen werd gepleegd, niet langer? Of is het de mens die veranderd is? Zal de mens van de kunst, zijnde het beste uitzicht van zijn leven, nu iets anders gaan vragen? Of is zij niet langer het beste wat hij heeft weg te schenken? Dit alles zou men kunnen bevestigen of weerleggen, zelfs met argumenten beiderzijds, wanneer men enkele tentoonstellingen nader bekijkt.
De tentoonstelling Spiraal 68 te Roeselare, de provinciestad waar de kultuur naar het schijnt aldoor een beetje achterblijft, was integendeel een puike, aktuele konfrontatie van een tiental hedendaagse kunstenaars, schilders en beeldhouwers. Uit overwegend twee richtingen: de geometrisch-abstrakte richting, de zogenaamde koud-abstrakten, die wel het langst het eksperiment zullen overleven, omdat zij op de zuiverste gronden zijn gebaseerd en op de meest gedepouilleerde vormen teruggaan. Wij denken aan Dan van Severen en Gilbert Decock die te Roeselare met voortreffelijke werkewaren vertegenwoordigd. En ten tweede de zogenaamde ‘Nieuwe Figuratie’, een inderdaad nieuw fenomeen, waaraan een aantal van onze kunstenaars dapper is gaan meedoen. Te Roeselare zagen wij mooi en minder goed werk van Roger Raveel; eigenaardig, simpatiek, naïviserend werk van de Oostendenaar Etienne Elias; stunterige of stuntelige eksploten van Raoul De Keyser.
Speeltijd was de titel van een tentoonstelling in de Korrekelder te Brugge, waar reeds verschillende jaren na elkaar merkwaardige ekspositiecyklussen worden vertoond. De ‘homo ludens’ was er aan bod, met knikkerspelletjes, kubustorens, schuimrubberen kombinaties, zoemende en hangende skulpturen. Alles overgoten met elektronische muziek van Italiaanse makelij en met vogelvrije teksten van Simon Vinkenoog, alles samengesteld door de Plus-groep, met Nederlandse, Duitse en Vlaamse medewerking.
Maar de grote gebeurtenis, de gelegenheid om tot overzichtelijke kunstbeschouwing te komen werd geleverd door de ekspositie Kontrasten 47/67 in het Museum te Antwerpen. Een schok is het niet geworden, maar wel een kans en ook een nieuwigheid. Met deze tentoonstelling heeft de direktie van dit museum de periode van de zuivere retrospektieven, van de ‘afgesloten loopbanen’ afgesloten of altans verlaten en is zij volop in de aktualiteit getreden. Voor het eerst zijn jongeren, of toch enkele 35-40-50-jarigen met deze tentoonstelling als het ware gekonsakreerd geworden in een museum dat sinds de oorlog enkele opvallende ‘ensembles’ heeft getoond, zoals Ensor, Permeke, Rik Wouters, Gust de Smet en twee jaar geleden de generatie van 1900, animisten en surrealisten. Het lag wel in de lijn van dit museumbeleid de overzichten door te trekken tot op de huidige dag, en toch is het ietwat bevreemdend, binnen de muren van dit mausoleum te worden gekonfronteerd met kunstwerken die eigenlijk nog niet zo lang het stadium van het eksperiment zijn ontgroeid. Anderzijds zou men kunnen argumenteren, en nog wel met evenveel recht, dat een modern eigentijds museum moet voorgaan, leiden en piloteren, om de mensen te leren wat er nu met de kunst aan het gebeuren is. En in deze zin is Kontrasten 47/67 inderdaad een leerrijke gebeurtenis geworden. Hoe dan ook, en wat men ook zou kunnen inbrengen tegen de selektie van de artiesten die daar waren geinviteerd, toch geloven wij dat de museumdirektie, geassisteerd door mensen als Karel Geirlandt en Marc Callewaert, uiteindelijk een vrij representatieve keuze heeft gedaan met de dertig kunstschilders en één beeldhouwer die daar werden getoond.