In memoriam Hans Dirken.
Op zondag 17 maart 1968, op de vooravond van een drukke passie- en paasperiode met tientallen uitvoeringen en een drietal paaskursussen op het Halewynprogramma, verloor het Vlaamse muziekleven één van zijn meest vooruitstrevende en belangrijke promotors. Terwijl hij het Halewynkoor en het kantatenorkest leidde in de uitvoering van Händels Messiah in de parochiekerk te Zolder in Limburg, bezweek Hans Dirken aan een hartaanval.
Hans Dirken, pseudoniem van Walter Weyler, werd te Antwerpen geboren op 7 november 1906. Na zijn Grieks-Latijnse studies behaalde hij aan het Koninklijk Vlaams Muziekkonservatorium van zijn geboortestad een tweede prijs voor viool en de diploma's van kontrapunt en fuga. In 1935 ontving hij de prijs ‘Albert de Vleeshouwer’ voor een kompositie voor viool en klavier. Intussen studeerde hij nog aan de Gentse universiteit. waar hij in 1936 promoveerde tot licentiaat kunstgeschiedenis en oudheidkunde. Het jaar daarop werd hij aan het konservatorium te Antwerpen benoemd tot bibliotekaris en leraar muziekgeschiedenis.
Hans Dirken was echter niet alleen een universitair geschoolde en muzikaal onderlegde figuur, die als musikoloog o.m. door zijn studies over Cypriane de Rore zowel in binnen- als buitenland een aanzienlijke faam had verworven. Vóór alles was hij de leider en bezieler van de Halewynstichting. In 1951 onder impuls van prof. Floris van der Mueren in het leven geroepen, beoogt die vereniging - zo lezen we in de statuten - ‘de gezondmaking van de muziekopvoeding en de algehele hermuzikalisering van ons Vlaamse volk’. Niettegenstaande onbegrip en tegenkanting in het begin, heeft Hans Dirken van de Halewynstichting het belangrijkste muziekpedagogisch centrum in Vlaanderen gemaakt. Wat hij in de schoot van die vereniging heeft verricht, grenst aan het ongelooflijke. In de jeugdmuziekscholen die onder zijn toezicht stonden werden reeds honderden kinderen volgens nieuwe muziekpedagogische principes en door kreatieve beleving en Orffpraktijken in de grote wereld van de muziek binnengeleid. De teorie van de vernieuwde muziekpedagogie en de praktijk van de verjongde koormuziekbeweging en huismuziekbeoefening droeg hij uit tijdens tal van vakantiekursussen. Jaren voordat men zich in officiële kringen bekommerde om de kerkmuziekvernieuwing legde hij samen met Ignace De Sutter, tans voorzitter van de Halewynstichting, de basis voor de herwaardering van het gregoriaans en voor de beoefening van het kerklied in de volkstaal. In de reeks Onze koorwerken publiceerde hij tal van renaissancebladzijden van onze alomgeprezen Nederlandse polyfonisten. Het sterkst zal hij in onze herinnering blijven voortleven als organisator van de unieke Antwerpse Muziekdagen en dirigent van het Halewynkoor en het kantatenorkest. Met dat ensemble heeft hij het koncertleven in Vlaanderen rijkelijk gestoffeerd en de fraaie parels uit de Nederlandse polyfonie, de serene muziek van Heinrich Schütz, de piëtistische
bladzijden van Dietrich Buxtehude, de verantwoorde hedendaagse koorliteratuur en de onvervalste gedaante van Johann Sebastian Bach en Georg Friedrich Händel aan velen geopenbaard.
Met het heengaan van deze veelzijdige mu-