literatuur
Dr. Rob. Roemans (1904-1968). De betekenis van zijn werk voor de Nederlandse Kultuur.
Op 29 februari 1968, in de vroege ochtend, overleed Dr. Rob. Roemans, de bibliograaf van Vlaanderen, onverwacht in zijn woning te Vorst.
Hij werd geboren te Gent op 14 april 1904. Op 11 juli 1926 promoveerde hij tot Doctor in de Germaanse Filologie aan de Rijksuniversiteit van zijn geboortestad op het proefschrift Jan-Frans Willems. Leven, Werk, Strijd. De voorbereiding van dit proefschrift was meteen richting- en doorslaggevend voor zijn hele wetenschappelijke carrière: de beoefening van de bibliografie, een in die tijd totaal miskende wetenschap in Vlaanderen.
Hij had ondervonden hoe onvolledig de gegevens waren die Max Rooses had verstrekt over deze Vlaamse voorman. Toen hij tevens vaststelde dat deze pijnlijk-terleurstellende toestand onze hele literatuur- en kultuurge schiedenis gold, heeft het besef van dit gemis Dr. Roemans niet meer losgelaten. Zijn leven werd een strijd om het bibliografisch werk ingang en erkenning te doen vinden in ons taalgebied.
In het verre Malmedy, waar zijn leraarsloopbaan in 1927 een aanvang nam, ontstond, in alles behalve ideale werkvoorwaarden, de Bibliographie van de moderne Vlaamsche Literatuur 1893-1930. Eerste deel: De Vlaamsche Tijdschriften. In de loop van vier jaar kwamen de 10 afleveringen van de pers. Dit monumentale naslagwerk, waarin niet minder dan 60 tijdschriften geanalyseerd en van de onmisbare registers voorzien zijn, zal in lengte van dagen de literair-historici en de studenten het tijdrovend snuffelen in vergeelde jaargangen besparen.
Het lag in de bedoeling van Dr. Roemans dit eerste deel te doen aansluiten bij een tweede, dat de medewerking der Vlaamse schrijvers aan de Noordnederlandse tijdschriften en de studies over Vlaams werk aldaar zou bevatten, en bij een derde, dat het zelfstandig verschenen werk en hun medewerking aan de tijdschriften zou vermelden. Hieruit blijkt dat de jonge gepromoveerde werkelijk grootse plannen koesterde. Zelfs een heel leven zonder leraarsopdracht en -verantwoordelijkheid zou er amper voor volstaan hebben.
Moeilijkheden en tegenslagen hebben Dr. Rob. Roemans nooit ontmoedigd, integendeel. Moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden, hierin de leuze indachtig van Willem van Oranje: ‘Men hoeft niet te hopen om iets te ondernemen, noch te slagen om te volharden’.
Noch het tweede, noch het derde deel konden uitgewerkt worden, maar de bedoeling van dit derde deel loopt als een rode draad doorheen het levenswerk van Dr. Roemans al wordt het de gebruiker in verschillende vormen geboden.
Er zijn de talrijke kronologische opgaven van het werk van schrijvers en geleerden, al dan niet met de opgave van medewerking aan tijdschriften, week- en dagbladen - Gaston Martens (1929), Karel van de Woestijne (1929), Jozef Horemans (1930), Lodewijk Scheltjens (1933), Jozef Muls ,1942), Jan Gessler (1948 + 1954), Robert Foncke (1949), Floris van der Mueren (1950), Franz de Backer (1951), Paul de Keyser (1951), Jan Lindemans (1951), Julien Kuypers (1953), Cyriel de Baere (1954), Jozef van Mierlo (1956), Vital Celen (1956), Joris Eeckhout (1960), Gery Helderenberg (1961), Louis Sourie (1963), Jan Vercammen (1967), Jan Grauls (1967), Karel Jonckheere (1968) - naast de Bibliografische aanteekeningen bij Paul Kenis' Een overzicht van de Vlaamsche letterkunde na ‘Van Nu en Straks’ (1930) en de Bibliografie van de leden van de Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen (1925-1935) in ‘Het Boek in Vlaanderen’ (1935).
Deze kronologische lijsten werden gevolgd door en afgewisseld met analytische bibliografieën, omdat Dr. Roemans vlug had ingezien dat een loutere opsomming van titels - hoe nuttig ook! - geen voldoende waarborg