Emile Verhaeren in Nederlandse vertaling.
Vlaanderen heeft slechts schoorvoetend Verhaeren als een van zijn grote figuren erkend. Vandaar dat, toen hij een internationale figuur was, hij in Vlaanderen nauwelijks bekend was en niet in het Nederlands was omgezet. Wat gezien de omstandigheden eigenlijk niet nodig was: de Vlaamse elite kende en las Verhaeren en was zich bewust van zijn Vlaamse geaardheid. Maar ‘de zanger voor het volk’ die hij toch in tal van gedichten was, heeft het volk niet bereikt. En nu is het te laat omdat die ‘volkse’ gedichten ook het sterkst verouderd zijn.
De Noordnederlandse dichter en toneelschrijver Martien Beversluis, die net als Verhaeren bij de Schelde woonde (in Veere nl.), is de belangrijkste Verhaeren-vertaler geweest. Reeds in 1935 stelde hij een eerste en in 1940 een tweede bloemlezing van vertaalde gedichten samen. Daarvoor had hij reeds herhaaldelijk Verhaerens werk gepropageerd inzonderheid via de radio.
Ook de huidige bloemlezing (verschenen in 1966), vijftig jaar na Verhaerens tragische dood, is net als de vorige een overzicht van Verhaerens gehele oeuvre, telkens met enkele gedichten uit de verschillende periodes. Gelukkig legt Beversluis in deze bloemlezing de nadruk op Verhaerens beste werk, nl. ‘Les Heures Claires’ en ‘Les Heures d'Après-Midi’. Als vertaler heeft Beversluis ongetwijfeld verdiensten. Alleen was hij een heel wat minder groot dichter dan Verhaeren, met evenwel dezelfde tekorten: breedsprakerigheid en retorika. Resultaat: waar Verhaeren, grootse zanger, ondanks zijn gezwollenheid en retoriek, precies wist hoever hij té ver kon gaan en zelfs in zijn meest grootse stukken (o.a. L'Escaut) een beheerstheid had, die voornamelijk in het ritme zelf tot uiting komt, laat Beversluis zich herhaaldelijk verleiden tot overdrijvingen en zelfs bombast. Omdat de vertaler het rijm heeft willen bewaren, heeft hij maar al te vaak moeten zwoegen met zijn tekst en het vers moeten opvullen. Er komt vaak een kadans in de tekst, kadans die er in de originele tekst niet is; zo gaat het breedgolvende beweeglijke en onweerstaanbaar voortstuwend ritme ten dele verloren. Nu is, dunkt me, bij Verhaeren het rijm minder essentieel dan juist dat voortstuwend ritme en die klankeneksplosie binnenin het vers. Ik kan me best een rijmloze Verhaeren-tekst voorstellen, waarin evenwel géést en ritme en klank en betékenis worden behouden. Misschien is het de enige manier om de dichter niet te verraden. Naar mijn gevoel is Verhaeren, zoals hij in deze bloemlezing wordt voorgesteld, hopeloos verouderd. Veel van hem is inderdaad verouderd maar blijft werk van een groot dichter (zoals veel van Hugo, Lamartine, Van de Woestijne, noem maar op, verouderd is). Naar mijn gevoel heeft de vertaler van zichzelf het onmogelijke gevergd en, hoe grote waardering ik ook kan opbrengen voor de arbeid die hij zich heeft opgelegd, hij heeft
ons gekonfronteerd met een grotendeels verminkte Verhaeren. Overigens vraag ik me af of het eigenlijk wel zin had Verhaeren nu nog in het Nederlands om te zetten. Hij behoort niet tot de moeilijke dichters en wie behoorlijk Frans kent, zal hem in het origineel lezen.
Willy Spillebeen
‘Emile Verhaeren, Gedichten’, met een woord vooraf door Paul Servaes en een ten geleide door René Verbeeck; vertaling: Martien Beversluis - De Bladen voor de Poëzie, Lier, 73 blz.