Frans Van Roosmaelen schildert op een paneel op de Muntplaats te Brussel voor Poetic Show en Modern British Theatre.
Frances Horevitz leest gedichten op de Poetic Show.
en eenmaal heb ik mijn duimnagel gekwetst in dienst van de Vlaamse beweging, toen ik een kleverig ‘Sale Flamin’ trachtte weg te krabben. Deze operatie bracht ik niet tot een goed einde omdat het vrij vlug tot mij doordrong dat dit niet mijn rechtstreekse opdracht was maar wel deze van de onderhoudsdiensten van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe.
Mevrouw Akarova heeft deze Vermeylen met agressieve handen gemaakt. De vaak besmeurde teksten op het voetstuk zijn heet uit de ‘Van Nu en Straks’-gloed weggesneden: ‘Mijn vrienden, wij zullen dit land schoner maken’, ‘Om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn’, ‘Wij willen Vlamingen zijn om Europeërs te worden’.
Met deze laatste slogan beginnen of eindigen sedert 67 jaar alle Vlaamse vergaderingen, die zichzelf respekteren. Heeft deze oproep echter ook in al die jaren effektief doorgewerkt in onze mentaliteit? Ik vrees van niet.
Tijdens de British Week hadden in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel een aantal kulturele manifestaties plaats, die representatief waren voor de Engelse présence op het gebied van de plastische kunsten, de muziek en het toneel. De meest aansprekende initiatieven in dit kader werden genomen door het Kunst- en Kultuurverbond, dit bruggenhoofd-(je) van de Vlamingen in het Paleis voor Schone Kunsten. Het Kunst- en Kultuurverbond nam de inrichting waar van een Poetic Show door een aantal jonge Engelse dichters en Folksingers, en inviteerde bovendien verschillende belangrijke Londense teatergezelschappen met een modern toonaangevend repertoire. De afwezigheid van wat men doorgaans vooraanstaande Vlamingen noemt was bedroevend uitgebreid bij dit Vlaams initiatief van Europese allure.
Op het Festival van Vlaanderen te Brussel waren deze Vlamingen wel. Dat is natuurlijk uitstekend, maar is deze tegenwoordigheid een tegenwoordigheid van geest? Is dit niet al te zeer een acte de présence, een tegenwoordigheid van de smoking, niet spontaan gewekt door de onbetwistbare kwaliteit van de voorstellingen maar artificieel tot stand gebracht door de inzet van een enorme publiciteitsmedia die niet altijd kieskeurig te werk gaat? Men kijkt toch wel even vreemd op wanneer men de juffrouwen van de televisie hoort manen: ‘Kom vanavond naar het Festival van Vlaanderen, het duurt niet te lang’ of ‘Indien u niet komt voor de muziek, kom dan voor de mooie avondtoiletten’: Het modern Engels Teater en de poetic show hebben het met minder grof geschut moeten stellen en daarom is het wellicht verdedigbaar dat er nog eens ekstra over wordt nagepraat.
Enige tijd geleden wijdde Guy Dumur in ‘Le Nouvel Observateur’ een artikel aan het voorbije teaterseizoen in Parijs, en hij stelde daarbij een onthutsend tekort vast aan nieuwe Franse auteurs. De periode tussen 1947 en 1957 heeft talrijke Franse toneelauteurs opgeleverd, waardig om de geschiedenis in te gaan, maar tussen 1957 en 1967 blijft geen enkele naam te onthouden. Tij-