heeft, was de vraag die hij stelde: hoe komt het dat sommige mensen in Vlaanderen menen dat de Vlaamse Eeweging vandaag overbodig of zo goed als overbodig is geworden, dat zij niet meer nodig is of zou zijn? In die jaren kwam die vraag inderdaad bij sommigen op omdat de Vlaamse Beweging o.m. op wetgevend gebied een grote vooruitgang had gemaakt. Persoonlijk heb ik ze eens behandeld voor de Vlaamse Konferentie der Balie, alhoewel ik het niet als een probleem erkende. Ik antwoordde immers volmondig ja op deze vraag. Het trof mij dat Geyl over deze evolutie zich ongerust maakte. Ik herinner mij dat hij eens vermanend zijn vinger uitstak en zei: opgepast, heb niet dat overmatige vertrouwen in de toekomst, want de Vlaamse Beweging zal nog veel te doen hebben in dit land eer de kultuurwaarden hier veilig zullen geborgen zijn. En men moet vandaag aan deze waarschuwing denken wanneer men ziet wat er bv. in een ons welbekende plaats van ons land aan het gebeuren is. De Vlaamse Beweging blijft nog steeds al te zeer nodig. Hij had niet gedacht dat ooit zulke dingen geschied zouden zijn, dat ooit verantwoordelijken in dit land in staat geweest zouden zijn te handelen zoals zij dat vandaag doen in ons land en speciaal te Brussel. Het blijkt vandaag wel dat hij niet alleen een historikus was maar ook een ziener in de toekomst, en dat hij juist zag wanneer hij er op wees dat er een tijd zou komen dat de Vlaamse Beweging, Vlaamse strijdvaardigheid en Vlaamse volharding weer zeer sterk nodig zouden zijn. Dat alles blijkt zonneklaar uit wat vandaag gebeurt in ons land. Dat is de reden waarom wij Vlamingen de noodzaak voelen van de nagedachtenis van Pieter Geyl te eren.
Mij valt de taak te beurt de hier aanwezige personaliteiten te begroeten. In de eerste plaats de dochter van Prof. Geyl en de andere familieleden. Ik begroet ze met grote eerbied en met grote waardering en vriendschap. Ik begroet ook de heer Fleerackers, Kabinetschef van de Heer Minister van de Nederlandse Kultuur, de heer Ceulen, Konsul-Generaal van Nederland, de heer Nieuwenkamp die hier de ambassade van Nederland vertegenwoordigt, de heer Coenen, vertegenwoordiger van de heer gouverneur, de heer Theuwissen, wnd. sekretaris van de Kultuurraad voor Vlaanderen, E.P. Dhanis, rektor van de Universitaire Fakulteiten St.-Ignatius, de heer Denis, voorzitter van het V.V.A.-Antwerpen, de heer Korthuys, sekretaris van het A.N.V., de heer Koote, algemeen voorzitter van het A.N.V. en de heer Devroede, voorzitter van de provinciale afdeling van het A.N.V.
Van te voren wil ik bedanken het Akademisch kwartet dat de aandacht van deze vergadering zal vragen.
Mij valt de taak te beurt bij U Dr. A.W. Willemsen in te leiden. De heer A.W. Willemsen, geboren in 1930, studeerde geschiedenis aan de universiteit van Utrecht van 1948 tot 1954. Hij was assistent van Prof. P. Geyl van 1953 tot 1955. Hij promoveerde in 1958 tot doctor in de letteren en de wijsbegeerte op een proefschrift over ‘Het Vlaams-Nationalisme 1914-1940’. Hij is tans werkzaam in de Koninklijke Biblioteek van Den Haag. Hij is lid van het Hoofdbestuur van het Algemeen Nederlands Verbond, eindredakteur van het maandblad ‘Neerlandia’, was direkt betrokken bij de oprichting van de Stichting Kulturele Integratie van Noord en Zuid en heeft bijzonder veel bijgedragen tot de organisatie van de naoorlogse Nederlandse Kongressen. Hij publiceerde talrijke artikels over de Noord-Zuidintegratie.
Ik heb daareven de gelegenheid gehad Prof. Taylor persoonlijk te bedanken voor de vriendelijkheid die hij heeft gehad om de reis naar Antwerpen te willen ondernemen. Voor de meesten onder U zal het overbodig zijn in veel bijzonderheden de levensloop van Prof. Taylor te behandelen. Laat ik de hoofdzaken noemen: de heer Taylor werd geboren in 1906 te Birkdale in Lancashire. Hij ontving zijn opvoeding aan de Bootman School, York, en aan het Oriel College te Oxford. Daarna studeerde hij gedurende twee jaar in Wenen, gedurende de laatste dagen van de eerste Oostenrijkse Republiek. Hij is lektor in de geschiedenis geweest aan de universiteit van Manchester en gedurende 25 jaar ‘tutor’ in Moderne Geschiedenis aan het Magdalen College te Oxford, waar hij nu navorser is. Hij is lid van de Britse Akademie en was lektor voor Engelse geschiedenis te Oxford. Hij is Meester in de rechten honoris causa aan de universiteit van New Brunswick. Hij verwierf in Engeland eveneens bekendheid door zes reeksen zeer geslaagde televisielezingen, waar hij als spreker zeer gewaardeerd werd. Hij schrijft regelmatig bijdragen in de Sunday Express en de Observer. Boeken van A.J.P. Taylor zijn: The Habsburg Monarchy, The Course of German History, Bismarck, The Trouble Makers, The Struggle for Mastery in Europe, The Origins of the Second World War, en 4 volumes met essays. Zijn recentste werk is de Engelse Geschiedenis 1914-1945, vol. XV in de ‘Oxford History of England’.
Het is mij tans een eer aan de eerste spreker van vandaag het woord te verlenen.