gekomen vanwege Dr. P.C. Paardekooper, die samen met P. Daled uit Veurne, de boekenaktie zou steunen, de Frans-Vlaamse kwestie zou bekend maken in Nederland door zijn vele persbijdragen en publikaties, zich ten zeerste zou bekommeren om het Nederlands onderwijs in Frans-Vlaanderen en later ook de voorzitter zou worden van de Zuid-Vlaamse kultuurdagen te Breda.
V.T.B.-V.A.B. deed toen ook een nieuwe inspanning en stuurde in 1956-1957 zijn tijdschrift ‘De Toerist’ alsmede de ‘Gids voor Vlaanderen’ naar een zestigtal Frans-Vlamingen.
Een onmiddellijke reaktie op dit alles vanwege de Frans-Vlamingen bleef meestal uit tot teleurstelling soms van diegenen die er veel van hadden verwacht. Wie voor Frans-Vlaanderen wenst te werken moet iemand zijn die kan geven zonder iets terug te verlangen, iemand die aan een zaak kan beginnen zonder illuzies, om niet door het verlies ervan ook het geloof te verliezen dat men nodig heeft om uiteindelijk toch iets te kunnen bereiken.
Op de 9e Frans-Vlaamse Kultuurdag - gehouden op 2 september 1956 - werd tijdens de voormiddagzitting het woord gevoerd door Dr. D. Stracke S.J. over de geboorte van de Nederlandse beschaving. Hierin toonde de befaamde spreker aan, met een overvloed van gegevens, dat het kernland van de oude Nederlanden in Frans-Vlaanderen moet gezocht worden. Na hem sprak de Van Gogh-kenner Dr. Edgard Leroy (een Frans-Vlaming werkzaam in het zuiden van Frankrijk) over de Frans-Vlamingen in de diaspora. Uit zijn voordracht bleek dat de Frans-Vlamingen ook buiten hun geboorteland, op de meest verscheiden terreinen, allerlei werkzaamheden van belang hebben uitgeoefend. 's Namiddags sprak eerst de kwieke en guitige Nederlandse majoor Dr. H.P. Schaap uit Assen over zijn vroegere reizen in Frans-Vlaanderen en Deken Ammeux uit Kassel (onlangs benoemd tot Vicaris van het Bisdom) hing een beeld op van het godsdienstig leven in Frans-Vlaanderen. G. Van Ryckeghem, die dat jaar zo 'n belangrijk werk had verricht, las toen het jaarverslag voor. Tot slot werd de uitslag van het Landjuweel van ‘Notre Flandre’ bekend gemaakt en Dr. Jan Klaas sprak het slotwoord uit. Vermelden wij hier nog een tragische bijzonderheid: Voor de eerste maal was de Frans-Vlaanderenkenner Prof. Dr. V. Celen niet aanwezig op onze Kultuurdag. Op 4 september 1956 schreef hij ons een brief waarin hij de reden van zijn onverwachte afwezigheid meldde: ‘een heftige neuralgische pijn, aan de koude zee opgedaan, en die bleef aanhouden.’ De brief die ik hem terugschreef heeft hij niet meer gelezen, want op 8 september, in volle werkzaamheid, brak zijn hart. Zijn vrienden uit Frans-Vlaanderen waren aanwezig op zijn begrafenis en brachten hem ook hulde door een volledig nummer van het tijdschrift ‘Notre Flandre’ te wijden aan zijn leven en zijn werk. Op 19 mei 1957 zorgde de Gouwbond Davidsfonds-Antwerpen in samenwerking met de Vereniging van de Kempense Schrijvers voor een postume
hulde. Wat Vital Celen voor Frans-Vlaanderen heeft gedaan kan men het best lezen in het boekje dat door de Vereniging van Kempense Schrijvers n.a.v. de viering van zijn zeventigste verjaardag, op 11 november 1955, aan hem werd gewijd. (Uitg. De Clauwaert, Leuven, 1956).
(wordt voortgezet)