Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer
(1965)–Anoniem Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer– Auteursrechtelijk beschermdMarius J. Dekker (ed.), Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer. H.J. Paris, Amsterdam 1965
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1083 C 7
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het anonieme Ongelukkige levensbeschrijving van een Amsterdammer in de editie van Marius J. Dekker uit 1965. Het oorspronkelijke werk stamt uit 1775.
redactionele ingrepen
p. 101: noot 7 heeft wel een nootnummer in de tekst, maar geen noottekst en is daarom door de redactie weggelaten.
p. 103: noot 8 en 9 hebben wel een nootnummer in de tekst, maar geen noottekst en zijn daarom door de redactie weggelaten.
p. 104: noot 10 heeft wel een nootnummer in de tekst, maar geen noottekst en is daarom door de redactie weggelaten.
p. 227-240: de eindnoten op deze pagina's zijn in de lopende tekst geplaatst. Betreffende pagina's zijn daardoor komen te vervallen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 6, 12, 56, 82, 94, 106, 118, 138, 152, 168, 192, 204 en 226) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 1]
De ongelukkige levensbeschryving van een Amsterdammer
[pagina 3]
De ongelukkige levensbeschryving van een Amsterdammer
Zynde een beknopt verhaal zyner ongelukken, hem overkomen, als het eerstkomen in de Kroeg, vervolgens by de Nimphjes, en verdere gevallen, tot na Oostindiën en weder te rug, zijn Huwelijk, het opzetten van een Pantjeshuis, Oudroest worden, en Wafelhuis, weder vertrek na de Indiën en Retoer, zijn tweede Huwelijk, en 't worden eener Schuitenvoerder, zijn ongeluk en vertrek voor de derde dog laatste keer na de Indiën, doormengt met aardige en klugtige gevallen, hem overkomen.
Door hem zelfs beschreven Voor de eerste maal verschenen in 1775 bij
HARMANUS KONING
Bewerkt en ingeleid door Marius J. Dekker
H.J. PARIS - AMSTERDAM
[pagina 4]
Ontwerp stofomslag:
a. jagtenberg
MCMLXV
© Copyright bewerking en noten H.J. Paris N.V., Amsterdam
[pagina 7]
INHOUD
INLEIDING | 13 |
OPDRACHT EN VOORREEDEN | 25 |
VOORBERICHT van den Boekverkoper tot den lezer | 28 |
HOOFDSTUK I | 31 |
Mijn vaders' Slagtrekening - Zijn vertrek naar Amsterdam - Hij raakt in handen ener Zielverkoper - ‘Jouw bliksemse Mof, dat zal jij tekenen!’ - Vaders reis naar de Middellandse Zee - Hij verwondert zich schrikkelijk | |
HOOFDSTUK II | 45 |
Mijne kindse en schoolse jaren - ‘Jongen, uw vader doet u veels te kort’ - Ik kom bij onze goede Neef, de Boekverkoper - Ik eet mijn lijf vol taartjes - ‘Mijnheer, moet je ook weer in de st...vallen?’ - Hoe mijn confraters en ik een hoer betrokken - ‘Daar is st...in, grootje!’ - Waarom wij ons Nieuwjaarsgeld zèlf behielden | |
HOOFDSTUK III | 57 |
Hoe ik leerde roken en drinken, en in de kroeg een hele bol wierd - Lichtveerdige liedjes in de Smouse Pakhuizen - ‘Als een Hoer zonder Pol’ - Mijn vrome sinjeur legt met de meid op de grond - Hoe ik bij de nimphjes de exercisie leerde - Ik word verliefd op de meid - Hoe ik in de kortegaard terecht kwam |
[pagina 8]
HOOFDSTUK IV | 69 |
Mijn vrome baas laat mij verboden paskwillen verkopen - Vice hospes in een speelhuis - ‘Dat weten die smakwammesen wel!’ - Eene hoer vertelt mij haar levensverhaal - Hoe ik met haar een franse Winkel opzette - ‘Benne de Joden dan zo goed?’ - Mijne verdere lotgevallen in het speelhuis | |
HOOFDSTUK V | 83 |
Mijn liefje moet kramen - ‘Die zich een hoer neemt, wordt een schelm’ - Doelistenoproer - Knoeierijen bij de Boekverkopers - Waarom mijn liefje ter kerke gong - Wat een oud Burgerman mij in de Plantagie vertelde - Hoe mijn liefje stierf, en hoe schielijk haar ouders over kwamen - ‘Maar zijn enigste ondeugd was, dat hij geen geld had’ | |
HOOFDSTUK VI | 95 |
Ik krijg een Heer bij zijn vlodders - Hoe ik het met een schipperswijf eens wierd - Waarom ik zo mager wierd als een hout - ‘Met zijn broek op de hielen’ - Wij worden door de Ratelwacht opgebracht - Mijn ervaringen in de Jordaan - Ik ga ereis met jodinne hoeren mede - ‘Laat de sikkerige hond maar leggen!’ | |
HOOFDSTUK VII | 107 |
Begrafenis van Daniël Raap - Hoe ik in 't bedelaars logement ‘de Gekroonde Naarheid’ verzeilde - Waarom 't in Rotterdam beter snorren zou zijn - ‘Maar die blind is, is gelukkig’ - ‘Foei, jij moet niet zo vloeken’ - Hoe goed |
[pagina 9]
ik het had met mijn bedelaarswijf - Ik resolveer als matroos naar Oostindiën te gaan | |
HOOFDSTUK VIII | 119 |
Aan boord - ‘Bliksemskind, sta je te gapen’ - Mijn gehele kist leeg gestolen - Onze gesprekken met de taggerijns zoon - Hoe ik de taggerijn in zijn vlodders kreeg - Wij bereiken de Kaap - ‘Heb je geld, dan heb ik je lief’ - Wij bereiken het beloofde Land - Neuten halen in Banda - Mijne vriend de taggerijn sterft - Hoe een confrater en ik een Snees bestalen - ‘Ben ik dan voor het ongeluk geboren?’ - Vertrek uit Batavia - Hoe ik mijzelve een brave erfenis bezorgde - Weder terug in Amsterdam | |
HOOFDSTUK IX | 139 |
Wat er allemaal was voorgevallen - Veranderingen in het speelhuis - ‘Toen had je voor vier duiten mijn gat gelikt’ - Amsterdammers willen liever dienen, dan gediend worden - Mijne amoureuze discoursen met een franse Mutsenmaakster - Hoe ik het woord van ‘ja’ kreeg - Mijn huwelijk - Mijne kuise Helena blijkt in de exercisie niet onkundig te wezen | |
HOOFDSTUK X | 153 |
‘Jouw bliksems beest!’ - Ik begin een Pandjeshuis - Hoe mijn kramerij begon uit te zetten - ‘Ik weet geen mens ter wereld, of hij heeft er nog plijsier in’ - Waarom ik weer ter kerke gong - Een onbekend manspersoon springt van ons bed - Ik heb een karrewijtje voor de Timmerman - |
[pagina 10]
‘Achilles het gehokkebild met een getrouwde vrouw!’ - ‘Een franse Mutsenmaakster van onderen’ - Mijn wijfje komt te sterven | |
HOOFDSTUK XI | 169 |
Ik resolveer het huisje te kopen - De Rooimeesters - Hoe ik mijn klandizie kwijtraakte - Oudroest negotie is ook een goede kraam - Wat de IJzerkoperijknecht en de Metselaar mij vertelden - Mij treft 't aller ongelukkigste noodlot - Ik ga een Wafelhuis opzetten - ‘Wat bliksem, is hier mijn vrouw niet?’ | |
HOOFDSTUK XII | 183 |
Mijn tweede reis naar de Oostindiën - ‘Wat zou ik die moffe bliksem leren’ - Het verhaal van de Botteliersmaat en de Konstabelsmaat - Waarom de Ondertimmerman ‘Rasphuisboef’ wierd genoemd - Aankomst te Batavia - Eene intieme vriend kent mij niet meer - Hoe ik aan het Topbord een brave som won - Terug in het Vaderland | |
HOOFDSTUK XIII | 193 |
Waarom onze Neef naar de Hemel was gezonden - Wanneer je de Schrift moet gebruiken - Mijn tweede huwelijk - Hoe ik Schuitvoerder wierd - ‘Geen Amsterdammers, want die deugen niet’ - Een aardige Burgermeester - Waarom het bij een Dominee goed dienen is | |
HOOFDSTUK XIV | 205 |
Hoe een viswijf door een Bremer Mof wierd verkracht - |
[pagina 11]
‘Jonge Hoeren, oude Dronkaards’ - Ik krijg zwarigheid met de Commiesen en de soldaten - Hoe een menslievend Heer mij uit de nood hielp - Mijn vrouwtje komt te overlijden | |
HOOFDSTUK XV | 215 |
Mijn darde en laatste reis naar Oostindiën - Het verhaal van de Jood - Waarom de vrouwen een pest voor mannen zijn - ‘Latende een ieder geloven wat hij wil’ - ‘Ik draag U geen haat toe’ - In het hospitaal te Batavia - Ik voel dat mijn de Dood nadert - Het einde mijner wederwaardigheden | |
NOTEN | 227 |