Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 500]
| |
§ Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot* Na de wijse: Crux fidelis inter omnes.VAn tbitter lijden Christi ootmoedich
Ga naar margenoot+
Oueruloedich // Schriftuer verhaelt
Ga naar margenoot* De reyne liefde zijns huys ongefaelt
Ga naar voetnoot2)
Heeft hem so vyerich doorstraelt
Dat hy wt zijns Vaders schoot gedaelt
Ga naar margenoot† Onsen roof
hier heeft betaelt
Ga naar voetnoot3).
Esaias Prophete gepresen
Tuycht van desen // Christo openbaer
Ga naar margenoot† Dat hy onser sonden crancheden swaer
Selfs gedragen heeft voorwaer
Die sonder sonde was, reyn ende claer
Ga naar margenoot* Wert geacht voor een Sondaer.
De Sone Gods die wy hooren sullen
Om veruullen // alle Prophetien
Int Houeken
Ga naar voetnoot4) met gebogen
knien
Riep:
Ga naar margenoot† O Vaderlijck Ingien
Ga naar voetnoot5)
Mach dese bitter kelck van my niet vlien
So moet v wille geschien.
Christus Jesus dus staende ghelaten
Die snoo vaten
Ga naar voetnoot6) // der Joden rebel
Quamen tot hem seer toornich ende fel
Om te vanghen met gequel
Maer niemant van henlieden dorste snel
Hant slaen aen Christum seer wel.
| |
[pagina 501]
| |
Om Christum vangen de Jootsche gronden
Ga naar voetnoot1)
Veel vonden // hebben sy gesocht
Ga naar margenoot†
Voor dertich penningen, wel bedocht
Wert donschuldich bloet vercocht
Dees verraderije door Satan gewrocht
Heeft Judas listich volbrocht.
Ga naar margenoot‡ De Joden
(als Christus openbaerde)
Op de Aerde // vielen doen ter tijt
Maer Judas veruult met haet en nijt
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot† Die sprack: Gegroet Meester zijt
En met eenen cus als een ypocrijt
Verriet tLam gebenedijt.
Ga naar margenoot* Christus
aldus om onse misdaden
Wert verraden // van die adt zijn broot
Ga naar margenoot† Den
slaenders hy zijn reyn lichaem boot
Dwelck ontfinck menigen stoot
Toonende vyerige liefde groot
Ga naar margenoot‡ Gehoorsaem
tot sCruycen doot.
De Discipulen alle gemeyne
Christum reyne //
Ga naar margenoot* dus siende
geuaen
Ga naar margenoot‡ Deene heeft het versaken gedaen
Dander zijn henen gegaen
Dus lieten sy Christum, het suyuer graen
Ga naar voetnoot2)
In sCruys persse alleene staen.
Christus voor alle zijn lichaems leden
Ga naar margenoot‡ Heeft getreden // de wijnpersse alleyn
Ende met hem was groot nochte cleyn
Dus vriendekens int gemeyn
Ouerdenct wat Christus theylichste greyn
Leet vanden Joden onreyn.
Ga naar margenoot* Vande Joden
wesende geuangen
Aen zijn wangen // sloegen hem ter spoet
Maer Christus
Ga naar margenoot†
als een Lammeken goet
Dat zijn mont niet op en doet
Tsteecken ende slaen der Joden onvroet
Verdroech met grooter ootmoet.
Ga naar margenoot‡ Valschelyck
hebben sy (sonder slaken)
Snoo oorsaken // van Christo gedocht
| |
[pagina 502]
| |
Vast in handen
Ga naar margenoot* met banden
geknocht
Ga naar voetnoot1)
Als diet heel hadde verwrocht
Ga naar voetnoot2)
In Pilatus huys wesende gebrocht
Daer wert Christus ondersocht.
Al vant Pilatus Christum ontschuldich
Ga naar margenoot† Menichfuldich // so hiet
Ga naar voetnoot3) hy hem
slaen
Meynende also zijn handen dwaen
Ga naar voetnoot4)
En Christum los laten gaen
Maer daenclagers. (met nijde beuaen)
Wildent also niet verstaen.
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot† Een tontslane was Pilatus willen
Om te stillen // die daer waren gram
Als thertneckige volck dat vernam
So riept: Ontslaet Barrabam
Dus dien sno boeue Barrabas los quam
Maer ter doot moeste dat Lam.
Ga naar margenoot* Bespot als sot, creech Christus te loone
Een croone // van scherpe doornen stranck
Ga naar voetnoot5)
Diemen hem seer nijdelijck wranck
Int hooft, datter bloet wt spranck
Dus om na sCruysen berch nemen den ganck
Was altijts der Joden sanck.
Ga naar margenoot† Doet wech, cruyst hem, riep int openbare
Al de schare // daer zijnde ter noot
Ga naar voetnoot6)
Ga naar margenoot‡ Pilatus, om des Keysers
vrientscap groot
Christum te cruycen geboot
Ga naar margenoot* Dus so
geringe als dat oordeel sloot
Ga naar voetnoot7)
Dwanck men Christum na sCruys doot.
Na den berge Caluarie gaende
Tlamken staende // ter slachbanc bereet
Seer oueruloedich rootbloedich sweet
Liep wt Christo, zijnde ontcleet
Ga naar margenoot* Aldus van de felle Joden wreet
Wert Christus aent Cruys gespreet
Ga naar voetnoot8).
Ga naar margenoot† Christus aent cruys met
leden gebroken
| |
[pagina 503]
| |
Heeft gesproken // my dorstet (seer fijn)
De Joden hertneckich vol fenijn
Ga naar margenoot‡ Gauen hem Galle voor wijn
Dus alle Christus weldaden zijn
Geloont met druck en ghepijn.
Ga naar margenoot* Christus
tduechdich iuechdich houdt
Ga naar voetnoot1) seer coene
Ga naar margenoot‡ Wijnstock
groene //
Ga naar margenoot† om onse misdaet
Was so ellendelijcken gehaet
Geuloect, bespot en versmaet
Dat hy scheen te zijne int gelaet
Ga naar margenoot* Geen
mensche, maer een worm quaet.
So iammerlijck was Christus geslagen
Ga naar margenoot† Die hem sagen // gelijck schrift oorcont
Ga naar margenoot+ Dat sy
thooft schudden ter seluer stont
Ende cromden haren mont
Vanden hoofde totter voeten gront
Was zijn lichaem onghesont.
Niemant hadde eenich medelijden
Ten dien tijden // met Christus verdriet
Des Vaders recht vermochtet ooc niet
Sijn Soon te verlossen siet
De veruullinge der Schriften bediet
Ga naar voetnoot2)
Moest in hem eerst zijn geschiet.
Die scriftgeleerden, tot Christus blaemte
Ga naar voetnoot3)
Sonder schaemte // hebben dus getaelt
Ga naar margenoot‡ Ander helpt hy wel, vyerich doorstraelt
Ga naar voetnoot4)
Maer aen hem seluen dat faelt
Ga naar margenoot* Is hy
de Sone Gods (somen verhaelt)
Dat hy vanden Cruyce daelt.
Christus seer lasterlijck ghecruyst zijnde
Tgefenijnde // boose Jootsche saet
Ga naar margenoot† Deylden zijnen fijnen rock sonder naet
Onder die Crijchsknechten quaet
Also wert veruult dat geschreuen staet
Ga naar margenoot‡ Tlot
worpens
Ga naar voetnoot5) om mijn gewaet.
Ga naar margenoot* Den
vossen ende vogelkens mede
Een woonstede // hier gebueren mach
| |
[pagina 504]
| |
Maer Gods sone hadde in scruys verdrach
Ga naar voetnoot1)
Geen steen daer zijn hooft op lach
Dus van allen troost in den sterfdach
Men Christum verlaten sach.
Ga naar margenoot† Dus is
Christus
Ga naar margenoot‡ met den
moordenaren
Met beswaren // aent Cruys gehecht
Ga naar margenoot* En heeft o mijn Godt mijn Godt gesecht
Waer is gelaten v knecht
Aldus aenden eenigen Sone slecht
Ga naar voetnoot2)
Is volbracht des Vaders recht.
Ga naar margenoot† Veel teeckenen liet God doen gebueren
Als tschueren // der steenen openbaer
Duysternisse in het sonne schijn claer
Opstaen der dooden voorwaer
Desgelijcx beuinghe der aerden swaer
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot† En sulck verschricken daer
naer.
Die Sone die zijn Vader geloofde
Metten hoofde // buygende onbeureest
Ga naar margenoot* Gaf aldus
in Gods handen zijnen geest
Ga naar margenoot† En door sCruys dootlijck
tempeest
Heeftet so al veruult minst ende meest
In Hemel end Aertsch foreest
Ga naar voetnoot3).
Alle scriften van sCruys lijden truerlijc
Sijn figuerlijck // in Christo volent
Maer al die willen (van tquade ghewent
Ga naar voetnoot4))
Genieten zijns Cruys torment
Die moeten hier als Ledekens bekent
Nauolghen tHooft excellent.
Ga naar margenoot* Moeste
Christus door veel lijdens pijnlijck
Trecken fijnlijck // in glorien soet
Ghy die leden zijt van zijn lichaem goet
Ga naar margenoot*
Gehoorsaem des gelijcx doet
Ga naar margenoot*
Wanneer ghy des Cruys persse treden moet
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot†
Beraet niet met vleysch noch bloet.
Als leden Christi sonder vercouden
Ga naar voetnoot5)
Wilt onthouden // wat hier is verclaert
Int lange so ist geopenbaert
Op datment te bet bewaert
| |
[pagina 505]
| |
Ga naar margenoot† Sijt
hoorders en doenders vermaert
Toont so der Christenen aert.
Oorlof aen elc die smaect sgeests virtuyten
Dus wy sluyten // simpelijck dit liet
Van tLijden Christi isser bediet
Ga naar voetnoot1)
Elck voor hem nv vlijtich siet
Dat het Lijden Christi, vol van verdriet
Niet te vergeefs sy geschiet.
|
|