Het Offer des Heeren
(1904)–Anoniem Het Offer des Heeren– Auteursrecht onbekend
[pagina 53]
| |
§ Ga naar margenoot+Voorreden Ga naar voetnoot1).§ Ick wensche den goetwilligen Leser, Salicheyt, verstant ende wijsheyt.
NAdemael beminde Leser, dat de Ga naar margenoot* alder bermhertichste Godt ende Vader door zijn Ga naar margenoot† ondoorgrondelijcke ghenade ende goedertierenheyt, nv in dese Ga naar margenoot‡ laetste periculoose tijden, zijn gebenedijde eenige ende eewige Sone Jesum Christum, die so veel hondert Jaren onbekent geweest is, nv sommige voor de oogen haerder consciencien gebeeldet heeft, ende sommige die in alle sonden ende ongodlijcheden verstoruen lagen, Ga naar margenoot* opghewect heeft, ende in dat nieuwe onbestraffelijcke leuen geroepen: Ende sommige arme, ellendighe, verbijsterde, Ga naar margenoot† verdwaelde, magere, verhongerde Schapen, door de predicatie zijns heylsamen woorts, inde cracht zijns heylighen Gheests, wt de Ga naar margenoot‡ handen der trouwelooser Herderen, ende wt de Kaken der rijtender Woluen verlost heeft, ende gheuoert wt de dorre onuruchtbare Weyden der menschelijcker leeringe ende gheboden, Ga naar margenoot* in die groene vette Weyden, op den Berch Israels, ende geset onder de hant ende bewaringe haers eenigen ende eewigen Herders Jesu Christi, Ga naar margenoot† die haer met zijn roode ende dierbare bloedt tot eenen vrijen eygendom aengenomen, gereynicht ende gecocht heeft. So verheffen haer nv alle Ga naar margenoot‡ Poorten der Hellen tegen alle // Ga naar margenoot+ de ghene die metten bloede des Lams besprenget zijn. Dat arme onschuldige, vreedsame, weerloose Lammeken wort door des Ga naar margenoot† Serpents Ga naar voetnoot2) nijdicheyt in zijn wtuercoren Ga naar margenoot‡ Lidtmaten ghehaet, veruolcht, ende ghedoodt, met Sweert, Water ende Vyer, &c. Ende so alst gheweest is van Ga naar margenoot* aenbeginne, soo isset noch, ende sulcks sal oock (soo het schijnt, na Ga naar margenoot† Schrifts meldinghe) niet ophouden, ter tijt toe dat het veroneerde, verachte, wtghestooten Lammeken, weder in Ga naar margenoot‡ grooter | |
[pagina 54]
| |
eeren ende heerlijcheyt Ga naar voetnoot1) openbare. Ende nv dat Ga naar margenoot* Cruyce Christi bysonder tot onsen tijden hem verheft ende vertoont ouer alle Godtureesende Godts Kinderen, die wt dat crachtighe Saedt des Heylighen Woordts Ga naar margenoot+, aenden binnensten mensche, wedergheboren zijn, Soo heuet ons goet ghedocht, lieue Leser, te vergaderen Belijdinghen, Sentbrieuen ende Testamenten, van sommige opgheofferde kinderen Gods nae ghelaten (tot Ga naar margenoot† troost ende sterckheyt allen Liefhebbers der Waerheyt) Waer in men mercken ende verstaen mach, hoe crachtelijc dat Godt noch in zijn Ga naar margenoot‡ Wtuercoren werct, ende haer inden noot troost, sterct ende bystaet: Gelijck wy oock by veel Exempelen, beyde int Oude ende Nieuwe Testament oueruloedelijck beuinden. Ten eersten: Als Ga naar margenoot† Abraham wt zijns Vaders Lant gegaen was, wert hy dicwils van God vertroost. Loth worde van God verlost wt het verderuen van Sodoma. God vertrooste Jacob, ende gaf hem eenen moet, doen hi voor Ga naar margenoot† Esau zijnen Broeder vloot. Het verdriet van Ga naar margenoot* Joseph veranderde God in Egypten in groot geluck ende voorspoet. Als Ga naar margenoot† Moses noch ballinck was in Egypten, ende de schapen hoedde, wert hy van Godt vertroost. // Ga naar margenoot+God stercte Josua, ende sprac tot hem: Ga naar margenoot† Ic en sal v niet verlaten. God Ga naar margenoot* spijsde Eliam inde Woestijne, als hij voor Jesabel vloot. Naedat Tobias ende Sara gebeden hadden, Ga naar margenoot† worden sy van God vertroost. De Joden tot Bethulien, die van Holofernes belegen Ga naar voetnoot2) waren, Ga naar margenoot† verloste Godt seer wonderlijck, door Judith. Desgelijcx Ga naar margenoot* beschermde God seer crachtelijck de drie Jongelingen in den vyerigen Ouen. Oock heeft God Ga naar margenoot† Daniel by gestaen inden Cuyle der Leeuwen, dat sy hem niet en verslonden. Ende Godt beurijdde Susanna van grooter schande ende vanden doot. De Apostolen Ga naar margenoot* verloste God wt den Kercker. Ende Ga naar margenoot† Paulum wt het perijckel der zee. Ende soo voort van veel diuersche andere, die te lanck souden zijn om te verhalen. Aldus lieue Leser, wilt Ga naar margenoot† exempel nemen aen dese voorgaende, ende moet grijpen met Dauid, segghende: Ga naar margenoot* Ick en vreese my niet voor veel hondert duysenden, die hen rontom tegen my leggen: Op Heere, ende helpt my mijn God, want ghy slaet alle mijn vianden op de kinnebacken, ende breect in stucken der godloosen tanden. Ooc seyt Syrach: Ga naar margenoot† Kinderen aensiet op de oude tijden, ende | |
[pagina 55]
| |
wetet dat niemant beschaemt geworden en is, die inden Heere hoepte, ende wie is in zijnder vreese gebleuen, ende is verlaten? Oft wie heeft hem aengeroepen met betrouwen, dien hy versmade? Hierom beminde Leser, Ga naar margenoot† vreeset doch uwen God van gantser herten ende van geheelder sielen, soect hem wt alle uwe crachten, Ga naar margenoot* waket nacht ende dach, clopt voor den Throon Ga naar voetnoot1) zijnder genaden, dat hy v doch met zijn vaderlijcke hant in alle ellende behoude, in allen druck ende Ga naar margenoot* noot ghenadelyck bystae, ende in zijnen Wech, Woordt ende Waerheyt trouwelyc beware, op dat ghy uwe Ga naar margenoot† voeten niet en // Ga naar margenoot+stoot aenden steen, ende alsoo in v Ghelooue, Belijdinge ende Leuen niet en verualt, ghebroocken, ende te schanden wort: Maer dat ghy uwen Ga naar margenoot‡ toebetrouden Schat tot op den dach vry ende reyn bewaert, ende alsoo met allen vromen Heylighen dat Beloefde Landt, Erf, Rijck, Leuen, ende Ga naar margenoot* Croone vercrijgen muecht. Dat gunne v ende ons allen de Ga naar margenoot† bermhertighe lieue Vader, door zijnen gebenedijden Soone Jesum Christum in cracht zijns eewigen ende heyligen geestes, tot zijnen eewigen prijse ende heerlijcheyt, Amen.
§ Ga naar voetnoot2) Item, noch sal den Leser belieuen te weten, dat hier op nieu achter een yeghelijcks Belijdingen, Brieuen, ofte Testamenten by ghedaen zijn Liedekens, wt de voorgaende materie ghenomen ende wtgesocht, hier ende daer, dat ons dochte het principaelste ofte leerachtichste te zijn, waer in den Text eygentlijck so na (om tgedicht der rijmen wil) alsment opt alderbest heeft weten te becomen onderhouden is. Noch zijn hier op nieus by geuoecht Belijdinghen ende Brieuen, van verscheyden personen, tot sessen toe, met een yeghelijcks Liedeken daer by. Aldus hebt ghi nv van beyden oueruloedich, tsy om te lesen oft te singen, na dattet gelegen sy, gedenckende des Apostels woorden, die daer seyt: Ga naar margenoot* Die in ongemack is, die bidde, ende die goets moets is, die singe psalmen. Dus wilt desen cleynen arbeyt ten besten duyden, ende ons inder liefden afnemen, het welcke wy hopen tot stichtinghe wesen sal. Vaert wel. // |
|