De ontzagwekkende macht der film, in nog geen vijfendertig jaar bereikt, werd haast door niemand beseft. Al net zoomin beseft men, dat die macht in de daaropvolgende twee jaar grootendeels weer verloren ging, dat de Caesaren van Hollywood heden ten dage een crisis beleven, als het nooit eerder overviel en dat het trotsche cijfer vijftig millioen sterk is geslonken.
De taal, overbodig in de zuivere cinematografie, welke een spreken door beelden en door beeldopvolging worden ging, de taal sloop deze inventie binnen, brak haar internationaliteit, wierp haar terug naar de taalgebieden.
Weer stonden de producenten voor het vraagstuk van de toepassing. Inplaats van het scheppende element, de zwijgende film eigen, trad nu het reproduceerende element op. Langs acoustifilmischen weg vermenigvuldigde men tooneelstukken, operettes, revues, op een geestlooze en nuttelooze wijze. Echter komt men langzaam aan het beter besef van juiste toepassing, slaagt men er in, ook de sprekende film haar eigen karakter te verleenen.
Echter... de taal is gansch het volk. De cosmopolitische zwijgende film was zonder nationaliteit, de sprekende kan niet leven zonder karakter. Kan niet leven zonder karakter! Hier schuilt het geheim van het plots wegkwijnen van Hollywood. De nationaliteiten en daarmee de karakters zijn gaan ontwaken.
Het eerst waren de Latynsche volken in verzet. Zij duldden de Amerikaansch sprekende film niet langer. In Duitschland teekende zich dit verschijnsel niet zoo duidelijk af, al kwam het practisch evenzeer neer op een geweldige toename van Duitsche films ten koste van de Amerikaansche.
Duitschland - nog steeds het Europeesche filmcentrum - slaagde er in de overgangsjaren vrijwel in, de Skandinavische landen, Oostenrijk en Hongarye, de Randstaaten, Polen, Finland, Nederland, Zwitserland en Luxemburg te blijven voorzien van Duitsch sprekende films. België betrok de films uit Frankrijk.
Toch gaat dit steeds moeilijker. De Berlijnsche ateliers staan voor de onmogelijke opgave, den eigenaard van zóóveel landen filmisch te bevredigen. 't Verschil in geaardheid tusschen Noor en Hongaar, Lijflander en Luxemburger is té groot, dan dat dit zich laat overbruggen door karakterlooze algemeenheden, uitsluitend bedoeld voor een onverschillig publiek. In twee jaar tijds stichtten alle Europeesche volkeren - met uitzondering van Nederland - een eigen speelfilmproductie, al is die veelal bescheiden van afmeting.
Thans echter voelt ook Nederland het ondraaglijke van het feit, dat al zijn bioscooptheaters jaar in, jaar uit en dag aan dag een vreemde taal ten gehoore brengen, die op den duur het Nederlandsch en den Nederlandschen aard moet vergiftigen. De tijd is eerder rot dan rijp, om het Nederlandsch karakter in de cinematografie te brengen.