niet, by diepen horizont of zelfs aen zolderingen hunne figuren te verkorten, maer zetteden al zulke kunstgrepen weg, en schilderden de vlakten gelyk het gevoeglik was. Schoon de nieuwere kunstenaren, ook zonder uitzondering, het zelfde opzigt aen de Fresco-schildering en heur gebied geven, falen zy toch niet zelden met de kleuren te donker te houden. Die kunstenaren, meestendeels olieschilders zynde, willen ook in de fresco het effekt der olieschildering bereiken. Die feil schynt by den eersten blik zonder gewigt; doch zy vernielt in der waerheid het gansche stelsel der Fresco-schildery dat op klaerheid en lichtheid berust.
Men hoort zeer dikwils zeggen dat het geheim der Fresco-schildering, gedurende eenen zekeren tyd gansch uit de praktyk was verdwenen, tot dat het ten laetste door duitsche kunstschilders in Rome weder ontdekt en op nieuw in gebruik is gebragt. Die meening berust echter op valschen grond; het is slechts een nieuw onderzoek; want deze schildering is sedert de oudheid nooit verloren geweest, maer in hoogere of geringere volkomenheid, en onderbroken oefening gebleven. Ook is het bekend dat de Italjanen en Tyrolers tot heden toe die schildering met groote ervarenheid in hunne kloosters en kerken aenwenden; zoo dat de verdienste der duitsche schilders in de hervinding der theorie te Rome niet groot is of beter niet bestaet. Deze hebben eerder de kunst weder opgebeurd met haer op vernuftige begrippen en op de zoo lang gehoonde natuer te gronden, en alles aentewenden, om, naer het voorbeeld der oude meesters van de 15de eeuw, aen dezelve eene werkende en weerdige plaets in godsdienst en leven te verschaffen. Die verdienste, zonder twyfel grooter dan de andere ongegronde, komt den Duitschen met volle regt toe. Bezonder waren het Carstens en Schick, die het diep verval der konst ten hunnen tyd erkenden en tot derzelver herstelling met al hunne krachten werkten. Doch die mannen leefden in eenen tyd die aen zulkdanig streven hoogst ongunstig was. Het volkomendst indifferentismus langs eenen kant en de dwaze tegenwerking der gelyktydige kunstenaren en kunstbeoordeelers van den anderen kant, maekten deze