De Noordstar. Jaargang 2
(1841)– [tijdschrift] Noordstar, De– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
De Romeinsche baden te Trier.Ga naar voetnoot(*)Trier, oudtyds bekend onder den naem van Trevirorum Civitas, ook Augusta Trevirorum, was de hoofdstad van het tweede België, en reeds zeer vermaerd ten tyde der Romeinen. Ammianus Marcellinus noemde het een tweede Rome, uit hoofde der trotsche gebouwen die daer in den romeinschen bouwaert bestonden. Al wie maer een weinig met onze naburige streken bekend is, kent genoegzaem het oude kasteel Arx Alba, de Zwarte Poort en zoo menige andere oudheden, die men daer ontmoet. Onder andere ontdekte men er in 1816, onder de aerde der stads muren de zoo genaemde romeinsche baden, waerop wy hier, volgens eene beknopte beschryving dier vermaerde stad, eene nota mededeelen. Deze grootsche met mosch en gras getooide en bewas- | |
[pagina 276]
| |
sene puinhoopen zyn in verre na nog niet gansch opgegraven, en daerom is het moeilyk eene nauwkeurige grondteekening derzelve zoo wel als hunne regte bestemming optegeven. De heer Steininger heeft er over ettelyke jaren een plan van bezorgd dat niet zonder verdiensten is. Hoe schoon en schilderachtig toch de overgeblevene puingroep zy, is het moeilyk dezelve zonder grondteekening met eene bloote beschryving te doen kennen. Volgens Steiningers plan maken de hoofdmassen de volgende ruimten uit. In het midden vormt het gansche eenen langwerpigen regthoek; aen de zuidelyke zyde, in deszelfs lengte, ligt een groot, en aen ieder der beide zyden in de breedte een kleiner halfrond; voor het midden der noordlyke zyde in de lengte bevindt zich een klein vierkant, aen welks beide zyden, die regthoekig tegen over het groote vierkant liggen, twee kleinere halfronden, nevens eenige kleinere vierkantige ruimten en verwarmingtoestellen, aengebragt zyn. Het zuidlyk halfrond is nog in volmaekten staet van bewaernis, en heeft twee verdiepen; aen deszelfs beide zyden verheft zich een toren met eenen wenteltrap, die de bovenste verdiepen met de lagere vereenigt. Daerenboven zyn er nog vele overblyfsels van gewelven en gangen, een waterloop, een waterbak, duidelyke sporen van kleine kamerkens en hallen, verwarmingstoestellen, en de daertoe noodige holten, door kleine pilaertjes ondersteunde vloeren, en verwarmbuizen van gebakken aerde. Het metswerk is samengesteld uit afwisselende tichelen en kleine kalksteenen; alleen bestaen de laetste in grooter getal in de onderste bedekte verdieping, de | |
[pagina 277]
| |
eerste in het bovengedeelte; ondertusschen berusten er nog 15 of 16 voet metswerk in den bodem. Waerschynlyk stonden deze puinhoopen met het zoogenaemde paleis van Constantinus in verband. De ouderdom van dit gebouw is even als die der overige gedenkstukken van Trier, moeilyk te bepalen; men mag het toch niet wel over den Constantienschen tyd terug brengen. Ook zyne bestemming wordt van de oudheidkenners verschillend opgegeven. De meesten houden het voor romeinsche baden. Later heeft echter de Hr Steininger getracht te bewyzen dat hier een pantomimentheater bestaen heeft; en hy grondt zich byzonder daerop dat het kleine getal zoo wel als de aenleg en grootte der kamers de ontbrekende waterleidingen en de ligging der verwarmingstoestellen eene dergelyke bestemming tegenspreken. Intusschen hoe verschillend deze beide inzigten, waervan elk zyne goede gronden heeft, ook schynen te zyn, zoo ligt schynen zy ook te kunnen overeen gebragt worden, als men ze vereenigt; daer het dan ook bewezen is dat beide toepassingen zeer dikwyls ten nauwste in een gebouw vereenigd waren en dat de baden der ouden zoo wel voor gymnastische oefeningen en tooneelvertooningen, als voor enkele baden ingerigt waren.
f.h.m. |
|