De Noordstar. Jaargang 2(1841)– [tijdschrift] Noordstar, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Deugd en misdryf. Een' maegd als een roosje zoo jeugdig, zoo pril, Zoo schoon als de maen en zoo zedig, Langs velden en beemden ging statig en stil, En 't aerdryk was vreugdig en vredig. Langs bosschen en struiken sloop leelyk en snood Een grysaerd zoo wrokkig als listig: De lucht door zyn' adem werd zwanger van dood, - De hemel was somber en mistig. In rollende wolken steeg heerlyk en schoon Het offer van Abel vol waerde; Zyne offrende ziel klom tot voor Godes troon En daelde verengeld op de aerde: En buldrend en dondrend zoo barstte de hel En braekte een gedrogt uit haer' kolken: Een' Kaïn - een' beul onder Satans bevel: Devloek en de gruwel der volken. [pagina 34] [p. 34] Hoe rein was 't genoegen, hoe zoet het genot Noëmi, dat Ruth u deed smaken!... Hoe stuerdet gy dankend uw loflied tot God! Hoe fel moest uw hartegloed blaken! Hoe nypend, hoe snerpend was Heli's verdriet, Hoe droef en hoe knellend zyn leven!.. Hoe kwollen, hoe hoonden die boozen hem niet Aen wie hy het licht had gegeven!...... Suzanna, gy vreesdet noch boeven noch dood; Gy stondt als een' rots in de baren; Gerust was uw hart, uw betrouwen was groot, Geen schrik kon uw' boezem bezwaren. De Deugd is de bron van het zoetste geluk, Een Abel - een Engel behoeder; Het Misdryf, op bloed en op wanorde tuk, Een Kaïn, der duivelen broeder. e. van migem. Beveren, 1841. Vorige Volgende