De Noordstar. Jaargang 1(1840)– [tijdschrift] Noordstar, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 233] [p. 233] De zwaen, Zinnebeeld der deugd. Zoo gy ooit de blanke zwaen, Op de gladde waterbaen, Weeldrig, fladdrend hebt zien dryven; En ze heuren langen hals, Op de vleuglen zacht en malsch, Met een lossen zwier zien wryven, Wen zy 't zilvren, dropplend nat Op haer donsge pluimen spat. Zoo gy dan het spiegelglas Van den klaren waterplas, Zachtjes zich hebt zien bewegen, En de ronde rimpels stil Zien verdwynen; en 't getril Van 't water tot uw oor gestegen Is, en gy der Zwane stem Hoordet op een tengre klem. Dan is mooglyk een gedacht In uw kalmen geest gebragt: In der Zwane blanke kleur, In haer streelende getreur, [pagina 234] [p. 234] Hebt gy 't beeld der deugd gevonden, En de reinheid van 't gemoed, En de vreugd die aen het goed Op ons aerdryk is verbonden; In haer houding, in haer gang, Zaegt gy 's deugden eedlen rang. En het kalme waterspoor Bragt uw' geest klaerblykend voor, Hoe op aerd, het pad der deugden Zuiver, effen, opgetooid, Vry voor stronklen, is bestrooid Met de bloemen van de vreugden; Hoe dat smart en bittre pyn Slechts - voor goeden - rimpels zyn, Die toch nimmer staende blyven En welhaest tot effen dryven. ô, Wanneer gy dit bespeurdet En gy in uw ziele treurdet Om der vuigen misverstand, ô, Dan voeldet gy een brand Uw benepen boezem zengen; Want gy zaegt het schoon der deugd, Gy bevattede de vreugd Die zy in ons hart kan brengen; En zy steeg voor u ten troon, Deed uw fieren schedel bukken; En gy riept in zielsverrukken Gy! ô deugd! zyt eeuwig schoon! p.f.v.k. Antwerpen 28 December 1839. Vorige Volgende