dede als hem God beval. Hi nam van Rubens geslacht een, genoemt Seminua; van Symeons geslacht een, genoemt Saphat; van Judas geslacht een, ghenoemt Calef; van Ysachars geslacht een, genoemt Ygal; van Effrayms geslacht een, genoemt Josue; van Benyamins geslacht een, genoemt Falti; van Sabulons geslacht een, genoemt Geddyel; van Josephs geslacht een, genoemt Septri; van Manasses geslacht een, genoemt Gaddi; van Dans geslacht Ammihel; van Azers geslacht Mychael; van Neptalims geslacht Naabbi; van Gads geslacht Guel. Dit sijn die namen van die mannen, die Moyses sende in dat lant van Canaan om dat lant ende dat volc te besien. Doe seide Moyses: "Gaet ende besiet dat lant ende wat volc dattet is, die daerin wonen, of si sterc of cranc sijn, ende of dat lant guet of quaet is, ende of die steden bemuert sijn of onbemuert. Ende besiet, of daer enich vruchten in wassen. Ende als gi wedercoemt, so brenct van die vruchten mit u." Ende het was in die tijt dat die druven rijp waren.
Doe ghinghen die 12 mannen om dat lant te besien ende quamen in Ebron ende sagen daer Achims geslacht. Ende dat waren grote ruesen; die ontsagen si seer. Ende die steden