enz., ontvoeren, onttrekken, ontheffen, zich onthouden van, enz. Het transitieve werkwoord beteekent dan dikwijl meer of minder zuiver het tegengestelde van het grondwoord: ontdekken, ontveinzen (‘vein zen van niet’), ontladen, onthullen, ontwikkelen, ontvouwen, ontwennen, ontkennen (niet erkennen), ontbinden, ontkleeden, ontberen (eig. niet dragen); ontkurken, ontketenen, ontluiken, ontstellen, ontredderd (verl. deelwoord van ontredderen, tegengest. van beredderen). Doordat vele dezor grondwerkwoorden denominatieven zijn, maakte men ook van substantieven of zelfstandig gedachte adjectieven onmiddellijk ontaarden, ontwortelen onteeren, ontraadselen, ontzind (vgl. deelw. van ontzinnen), ontlasten, onttronen, ontbladeren (van het oude meervoud), ontcijferen, ontleden (‘de cijfers, de leden uit elkaar nemen’), ontwijden, ontheiligen, ontgroenen, ontnuchteren; ook ontboezemen, onteigenen, waarin ont = Lat. ex, uit vgl. ontkleeden, ontwarren. Daar de tegenstelling bij adjectieven dikwijls door on- wordt uitgedrukt, ligt de verwarring tusschen on- en ont- bij sommige van bijv. nw. afgeleide werkwoorden voor de hand: verontschuldigen uit veronschuldigen;
zoo is verontwaardigd het verleden deelw. van zich verontwaardigen en daardoor afgeleid van onwaardig, zooals Lat. indignari van indignus, en verontreinigen van onrein.
Soms is de verwijdering, anders bezien, te gelijk een te voorschijn treden: ontspringen, ontspruiten, ontstaan. Zoo kreeg ont- bij werkwoorden inchoatieve kracht: ontbranden, ontginnen, onthutst (van onthutsen; hutsen = schudden), ontslapen, ontroeren, ontsteken, ontgroenen, ontvlammen. Samenvalling van ont- (Duitsch vroeger int-, nu ent-) met in kan daartoe, althans in 't Duitsch, veel hebben bijgedragen: vgl. inslapen en ontslapen, imbiss en ontbijten. Imbiss (met m uit n) en ontbijten heeten beide in Drente ambiten, waarin aan een dergelijke inchoatieve kracht heeft: vgl. aansteken naast ontsteken, aan(be)ginnen en ontginnen, aangrijpen en Got. undgreipan.
Vele der bovengenoemde werkwoorden van verwijdering: ontwortelen, ontmoed(ig)en, ont(ge)rieven, ontkronen drukken een scheiding, wegneming, ‘berooving’ uit en heeten dan privatieven: ont- heeft dan in tegenstelling met be- privatieve kracht. Maar ook zonder ont- bestaan zulke privatieven: stoffen, ragen, haar punten, boomen toppen, melk roomen, laken noppen, wol pluizen, villen, schillen, pellen, wieden, spenen, vlooien, plunderen, Gron. boonen draden, Drente rangen = afhalen, schuimen, kelen, vroeger zoo ook koppen, hoofden, halzen. Ter versterking is daar soms ont- voorgevoegd: